Een roekenkolonie in de bomen. Foto: LC/Jan de Vries
Bewoners van de Bolsterstraat in Stadskanaal slapen noodgedwongen met de ramen dicht. In Assen trokken bewoners van Marsdijk eerder dit jaar aan de bel: roeken kunnen een wijk flink op de kop zetten. Verjagen is moeilijk, want de vogels zijn beschermd. Maar waarom eigenlijk?
Drenthe is de roekenprovincie van Nederland. En dan met name in Coevorden, daar zitten zo’n 2500 paartjes. Maar ook Groningen is steeds populairder bij de grote, zwarte vogels. In Haren, Ten Boer en de stad bijvoorbeeld, maar ook in Stadskanaal duiken de beesten inmiddels op. De bewoners van de Bolsterstraat zijn de wanhoop nabij.
De beesten zijn namelijk luidruchtig. Hun gekrijs maakt een enorm lawaai en doordat ze honkvast zijn en samenklitten, zijn ook de uitwerpselen een probleem. Elk jaar keren ze terug naar dezelfde plekjes om te broeden. En de jonge vogels voegen zich een jaar later bij de kolonie, waardoor de populatie groeit op een bepaalde plek.
Een roekenkolonie in de bomen. Foto: LC/Jan de Vries
Piekmoment: het jaarlijkse broedseizoen
De overlast bundelt met name in de maanden mei en juni: het jaarlijkse broedseizoen. Verjagen of nesten verplaatsen mag alleen met zeer zachte hand en een ontheffing van de provincie, want de roek is een beschermde vogelsoort.
Wat maakt het beestje zo bijzonder?
Nou, het is een zeer trouwe vogel, zo vertelt roekenspecialist Jan Nicolaï uit Coevorden. ,,Als roeken elkaar gedurende hun levensloop niet verliezen, blijven ze als stelletje bij elkaar.’’ Sterker nog: elke kolonie kent een hechte, vaste groep roeken. Daaromheen zitten veel roeken die wel wisselen, maar hoe dat precies werkt weet Nicolaï niet. ,,Ze zijn allemaal zwart, dus houd ze maar eens uit elkaar.’’ De omvang van een kolonie kan per jaar iets verschillen.
In de jaren vijftig en zestig ging het aantal roeken in Nederland hard achteruit, door de opkomst van bestrijdingsmiddelen in de landbouw bijvoorbeeld. Maar ook het imago van de grote zwarte vogel deed hem geen goed: afschieten en verjagen kwam veelvuldig voor. Op het dieptepunt telde dit land nog maar 10.000 paartjes. Daarom kwam de vogel in 1977 op de lijst met beschermde vogels.
Jan Nicolaï
De roek maakt deel uit van de kraaienfamilie, maar wijkt af van andere kraaiachtigen. Ze hebben een ander dieet en ze zoeken hun voedsel op de grond. ,,Je ziet ze met de snavel in gras wroeten. Door de droogte trekken ze bijvoorbeeld naar sportcomplexen, waar de velden beregend worden’’, legt Nicolaï uit. Ze eten voornamelijk engerlingen (larven van kevers) en emelten (larven van langpootmuggen) en zijn daardoor erg nuttig.
Populatie loopt terug
Nesten bouwen ze het liefst in loofbomen en bij elkaar in de buurt, soms wel 200 bij elkaar. Het liefst in landbouwgebieden, maar ook in parken en woonwijken. ,,De populatie loopt terug. De vogel komt in Nederland helemaal niet zoveel voor’’, weet Nicolaï. Maar in Drenthe, vooral aan de randen, en in Groningen is het beestje wel aanwezig. Met dus − soms − die overlast tot gevolg.
Nicolaï snapt de wanhoop van bewoners heel goed. Het gekrijs, de viezigheid. ,,De poep is ontzettend onder zo’n kolonie.’’ Hij pleit dan ook voor maatregelen om de overlast te verminderen op een diervriendelijke manier, al is dat best ingewikkeld.
Na het broedseizoen mogen gemeenten met een ontheffing nesten verplaatsen naar een plek waar de vogels minder overlast veroorzaken. Maar die verhuizing slaagt niet altijd. Zoals gezegd: de roek houdt van een vast plekje. ,,In Meppel is het wel een keer gelukt. Je moet de juiste plekjes vinden.’’
Toch vindt Nicolaï dat de vogel beschermd moet blijven. ,,Er mag ook plaats zijn voor de roek. Het is een heel nuttige vogel en hij hoort bij Nederland.’’