Gerrie de Vrieze alias DJ Jerry Cooper, maakte Night Fever in Winschoten groot. Foto: Archief Duncan Wijting
Discotheken bepaalden nog niet zo heel lang geleden het uitgaansleven. Veel mensen tussen de 30 en 70 jaar hebben herinneringen aan die oude disco’s. Ze gingen er op stap, maakten vrienden en werden verliefd. Deze zomer zet Dagblad van het Noorden tien bekende discotheken uit Drenthe en Groningen in de schijnwerpers. Vandaag Night Fever in Winschoten.
Night Fever was een van de bekendste discotheken in Nederland. De weg naar Winschoten was destijds (voor de aanleg van de A7 naar Winschoten) voor veel bezoekers en artiesten een lange, maar voor een paar uurtjes plezier heb je veel over. Dankzij diskjockey Gerrie de Vrieze, beter bekend onder de naam Jerry Cooper, die generaties op de dansvloer kreeg.
Uiteraard staat bij hem thuis de muziek aan. Non-stop. Niks geen geleuter of weerberichten ertussendoor. Moderne nummers schallen door de ruimte. Maar evenzogoed luistert hij naar klassieke muziek. Honderden cd’s heeft hij van dat rustgevende genre in zijn collectie.
Jerrry Cooper in actie. Poster ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum van Night Fever. Bron: Privé-archief Gerrie de Vrieze
Vermaard diskjockey
Gerrie de Vrieze (70) uit Blijham is een vermaard diskjockey, twee keer winnaar van de gouden microfoon. De muziekfanaat maakte discotheek Night Fever in Winschoten tussen 1979 en 2000 groot. Nog altijd sieren blonde lokken zijn gebruinde hoofd. Maar ze zijn niet zo lang meer als in de hoogtijdagen. ,,Ben net naar de kapper geweest’’, klinkt het bijna verontschuldigend.
Heimwee. Dat is wel wat de periode Night Fever bij hem oproept. Een periode die hij voor geen geld had willen missen. ,,We waren overal haantje-de-voorste mee. Muziek, licht, geluid, bands. Attracties, zoals modderbad-worstelen. En het was de eerste discotheek waar entree werd gevraagd bij binnenkomst. Ze noemden mijn disco toen Geld Fever.’’
,,Ik ging zelfs naar muziekbeurzen in Parijs om iets nieuws te ontdekken. Bij ons klopte het totaalplaatje. Ons interieur was ook uniek. Door een architect ontworpen. We hadden een grot nagebouwd, met een soort van krater waaruit we een grote, verlichte bol lieten dalen. En dat met allemaal rookgordijnen. Ja, bij ons viel wat te beleven. Nadat ik Night Fever had verkocht, ben ik er nog eens een keer geweest. Toen hadden ze er een systeemplafond ingelegd. Begrijp je dat nou? Dat deed me zeer.’’
Advertentie voor de opening van Night Fever met een plattegrond van de discotheek. Bron: Privé-archief Gerrie de Vrieze
‘Financieel zaten we er tot zover in’
Dat Night Fever überhaupt van start ging in 1979, was grotendeels te danken aan De Vrieze. ,,Het liep in het begin helemaal niet lekker.’’ Hij houdt zijn hand tot aan de lippen. ,,Financieel zaten we er tot zover in.’’ De bank stond al niet meer zo te springen om geld in een discotheek te steken. Drankleveranciers werden ook huiverig, maar mede door zijn enthousiasme en geld dat hij zelf op tafel legde, kwam de vaart er toch in. Hij werd zelfs grootaandeelhouder. En dat voor een twintiger.
Die twintiger had jaren eerder al furore gemaakt als diskjockey bij Royal York in Winschoten. ,,Ik denk dat ik de eerste dj in Nederland was die fulltime op de loonlijst stond.’’ Nog voordat hij in Royal York naam maakte, stond hij al plaatjes te draaien over de grens in Duitsland. In die periode werd ook zijn naam als dj geboren: Jerry Cooper. ,,Gerrie werd door die Duitsers uitgesproken als Jerry en ik reed in een Mini Cooper. Kortom, Jerry Cooper werd mijn artiestennaam. Ik heb altijd in een Mini gereden, tot een maand geleden. Ik heb hem verkocht. Ja, aan alles komt een einde.’’ Stilte.
De eerste stripshow voor vrouwen in 1992 in discotheek Night Fever. Foto: Archief DVHN/Anne Marie Kamp
Kippenvel op zijn armen
Van muziek krijgt hij nog steeds kippenvel op zijn armen. Armen die hij tijdens zijn ‘draaiperiode’ altijd gebruikte. Hij doet het voor. Zwaait van links naar rechts en omgekeerd. ,,Ik kon ook niet stilstaan. Ik was altijd in beweging achter die microfoon.’’ Wekelijks kwam hij drie avonden achtereen in actie als dj, en dat tientallen jaren lang. Topsport bedrijven noemt hij die periode. Hij dronk niet en mede daardoor heeft hij het zo lang, kwiek en gezond kunnen volhouden, denkt hij. ,,Ik had toen wel meer keelontsteking en op maandag hoofdpijn van de vele uurtjes werken, maar voor de rest is het mij prima afgegaan.’’
Night Fever was een grote familie van bonte karakters, die gemeen hadden dat ze op zoek waren naar gezelligheid, dansplezier en ontspanning. En ook met het personeel klikte het. Groot was dan ook het verdriet toen in 1989 Johan Kruze op 22-jarige leeftijd overleed. ,,Hij was mijn gedoodverfde opvolger. We vormden een prachtig duo. Tom & Jerry. Johan was enorm talentvol. Sommigen dachten zelfs dat we vader en zoon waren. De jaren met hem waren misschien de mooiste.’’ Stilte, tranen. ,,Sorry hoor.’’
Gerrie de Vrieze in 2021. Foto: DVHN
‘Papa, jij draait toch wel vanavond?’
In de kelder van zijn woning heeft hij zijn eigen muziekinstallatie. Nee, hij kondigt de plaatjes niet meer aan. Die tijd is geweest. ,,Dat was in de laatste jaren ook mijn grootste angst. Dat ik de binding met het publiek zou kwijtraken. Ik was inmiddels opa, weet je. Maar mijn eigen kinderen zeiden altijd: ‘Papa, jij draait toch wel vanavond?’’’
Hij nam zijn taak als diskjockey uiterst serieus. Ging stad en land af op zoek naar bijzondere muziek. Deed veel research om alles te weten te komen over de band of artiest. ,,Ik informeerde de bezoekers. Dat viel in goede aarde en werd gewaardeerd. Ik was geen jukebox waar je een muntje ingooide en waaruit muziek kwam.’’
Zelf stond hij op een soort van eilandje bij de dansvloer te draaien. Concurrenten die Night Fever bezochten om te achterhalen welke platen hij draaide, kregen daarvoor geen kans. ,,De platenhoezen schermde ik af. Ik wilde exclusief blijven en vooral trendy.’’
Hij zegt het een paar keer. In de kelder staat nog een doos. Vol met knipsels, verhalen, foto’s en advertenties van Night Fever. ,,In die doos zit mijn halve leven. Misschien moet ik er toch ooit nog eens een plakboek van maken.’’