Bestrijdingsmiddelen kunnen schadelijk zijn voor het water en de dieren die daarin leven. Foto: Marcel Jurian de Jong
Sloten, kanalen en andere wateren in Drenthe, Friesland en Groningen bevatten te veel bestrijdingsmiddelen. Dat blijkt uit data-onderzoek van deze krant. Deze stoffen vervuilen het water, waardoor planten en dieren in het water kunnen afsterven en de kwaliteit van het water achteruitgaat.
In 2022 constateerden de noordelijke waterschappen bijna driehonderd keer een overschrijding van de normen voor bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater. Het ging om 44 verschillende bestrijdingsmiddelen, waarvan sommigen óf al verboden zijn, óf op de lijst staan van stoffen die volgens de Europese Unie vervangen moeten worden.
Drie jaar geleden waarschuwde wateradviseur Gerda Valkering van het waterschap Hunze en Aa’s al voor de aanwezigheid van het bestrijdingsmiddel imidacloprid in het water. Dit bestrijdingsmiddel werkte zeer effectief tegen allerlei plaaginsecten, maar het had ook buiten de landbouwpercelen effect: bijenkorven bleven leeg en in de wateren waren insecten en schaaldieren verdwenen.
De stof die daarna bekend stond als ‘het bijengif’ zou na een verbod in 2018 snel uit de waterwegen moeten verdwijnen. Maar de cijfers vertelden Valkering een ander verhaal: het bestrijdingsmiddel kwam niet minder, maar juist meer voor in het water van Hunze en Aa’s.
Fipronil
Sinds Valkering’s waarschuwing is er weinig verbeterd. De vervuiling door bestrijdingsmiddelen blijft wijdverspreid en hardnekkig in alle noordelijke wateren.
De bestrijdingsmiddelen die de waterschappen aantreffen worden met name gebruikt in de landbouw en glastuinbouw, waar ze worden toegepast om gewassen te beschermen tegen plagen en ziekten. Maar ook medicijnen voor huisdieren en tuinproducten bevatten deze stoffen die via afspoeling of verkeerd gebruik in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
De meeste bestrijdingsmiddelen hebben een norm die bepaalt hoeveel van de stof in het water mag voorkomen. Wanneer deze norm wordt overschreden, kan dat schadelijk zijn voor het water en de dieren die daarin leven.
De aanwezigheid van sommige van die middelen is bijzonder zorgwekkend. Zo troffen alle noordelijke waterschappen de stof fipronil aan (berucht vanwege het eierschandaal), terwijl deze stof al sinds 2017 verboden is als gewasbestrijdingsmiddel. Fipronil is zeer schadelijk voor bijen. Zo stierven in Brabant in 2023 nog honderdduizenden bijen door illegaal gebruik van fipronil. De stof mag nog wel gebruikt worden in diergeneesmiddelen tegen bijvoorbeeld vlooien of mijten.
Ook zien de waterschappen een ander probleem: in de meeste gevallen verdwijnen bestrijdingsmiddelen na een verbod wel uit het water, maar worden ze vervangen door nieuwe middelen die opnieuw de waternormen overschrijden. Hierdoor blijft het probleem van vervuiling steeds terugkomen.
Overgroei aan algen
Professor Paul van den Brink, hoogleraar waterkwaliteit en ecologie aan de Universiteit van Wageningen (WUR) vindt het zorgwekkend dat bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen. „Het zijn stoffen die het voedselweb in het water verstoren, wat kan leiden tot de dood van insecten, slakken en watervlooien. Dit heeft vervolgens gevolgen voor vissen, die door het wegvallen van hun voedselbronnen te maken kunnen krijgen met een tekort aan voedsel.”
Het verdwijnen van dieren heeft ook invloed op het ecosysteem. „Wat je dan ziet is bijvoorbeeld is een overgroei aan algen, denk aan blauwalg, waardoor het water troebel wordt”, zegt Van den Brink.
Als de kwaliteit van het water achteruitgaat heeft dat ook invloed op de bruikbaarheid van water. „In Nederland willen we het water voor alles gebruiken: om in te zwemmen, de tuin te besproeien, of voor drinkwater. Maar dat kan niet als het vervuild is.”
Kaderrichtlijn Water
Ook de waterschappen maken zich zorgen over de bestrijdingsmiddelen in het water. Niet alleen vanwege de waterkwaliteit, maar ook omdat sommige stoffen volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) niet in het water mogen voorkomen. In de KRW staat dat alle oppervlaktewateren in 2027 een goede waterkwaliteit moeten hebben.
Door de huidige vervuiling wordt het steeds moeilijker om deze doelen te halen. „We zien nu vier gewasbeschermingsmiddelen die een risico vormen voor het behalen van de doelen, maar in principe kan één al voldoende zijn om de KRW niet te halen”, zegt bestuurslid Monique Plantinga van Wetterskip Fryslân.
Bij een slechte waterkwaliteit kunnen algen ongehinderd groeien. Foto: Blikonderwater Matthijs de Vos
De waterschappen weten niet zeker of het aantal overschrijdingen van bestrijdingsnormen in het oppervlaktewater de laatste jaren is toe- of afgenomen. Verschillen in meetpunten, het meten van nieuwe stoffen en verbeterde analysemethoden kunnen invloed hebben op de resultaten. „Ook zien we geen duidelijke trend, omdat de stoffen die de norm overschrijden elk jaar weer verschillen”, zegt Valkering. Wetterskip Fryslân zag eerder wel een duidelijke daling van bestrijdingsmiddelen in het Friese water, maar die afname is nu tot stilstand gekomen.
Veroorzaker
Het is voor de waterschappen lastig om normoverschrijdingen tegen te gaan, omdat de oorsprong van de stoffen vaak moeilijk te achterhalen is. De uitslagen van de metingen komen pas zes weken na de controle beschikbaar, waardoor de veroorzakers vaak al uit beeld zijn tegen de tijd dat de gegevens worden geanalyseerd. „Ook de locatie waar gemonitord wordt – meestal in grotere sloten – en het grote aantal kleine sloten en aangrenzende percelen, maken het moeilijk om precies te achterhalen waar de vervuiling vandaan komt”, zegt Jan Roelsma adviseur waterkwaliteit bij Wetterskip Fryslân.
De meetpunten zitten wel op strategische plekken waar veel bestrijdingsmiddelen worden gebruikt: bijvoorbeeld bij landbouwpercelen, wat het makkelijker maakt om de veroorzakers te identificeren en de nauwkeurigheid van de metingen te vergroten.
Maar de waterschappen vermijden het om met de vinger te wijzen naar één bron: „Kijk, soms wordt een stof maar voor één teelt gebruikt, dan gaan we vaak wel het gesprek aan. Maar veel vaker zien we stoffen terug die zowel voor meerdere teelten in de landbouw als voor diergeneesmiddelen gebruikt worden. Dan kun je niet echt één veroorzaker aanwijzen”, zegt Carli Aulich, adviseur waterkwaliteit Noorderzijlvest.
Heterdaadjes
Soms komen de toezichthouders tijdens controles wel ‘heterdaadjes’ tegen: dan heeft iemand bijvoorbeeld geen spuitdop gebruikt of komen bestrijdingsmiddelen door het niet goed opvolgen van de gebruiksvoorschriften in het water terecht.
Maar dat soort gevallen zijn wel zeldzaam volgens de waterschappen: „We denken dat dat moedwillige vervuiling nauwelijks voorkomt, omdat de middelen duur zijn en overmatig of verkeerd gebruik leidt tot flink hogere teeltkosten. Dit is juist een extra prikkel voor boeren om zorgvuldig met de middelen om te gaan”, zegt Plantinga.
Daarnaast is het toezichthouden erg duur. „We kunnen niet met honderd mensen dag en nacht door ons gebied rijden om overtredingen op te sporen. We hebben niet zoveel personeel, en we hebben ook niet het budget daarvoor”, zegt Aulich.
Klimaatverandering
Het is lastig om precies te achterhalen waar de normoverschrijdingen door komen, maar de noodzaak om het probleem aan te pakken groeit. Door de opwarming van de aarde neemt de lucht meer waterdamp op, wat leidt tot meer extreme regenval. Dit verhoogt de kans dat gewasbeschermingsmiddelen uitspoelen naar het water, waardoor de kans op normoverschrijdingen en schadelijke effecten toeneemt.
Steeds vaker zien de waterschappen dan ook bestrijdingsmiddelen in het water na heftige buien. „Door de regen neemt de interactie tussen bodem en water toe, waardoor gewasbeschermingsmiddelen sneller het water inspoelen”, zegt Roelsma. „Onze sloten en kanalen zijn vaak ook nog verbonden, waardoor vervuiling zich sneller verspreidt.”
Klimaatverandering kan bovendien de schadelijke effecten van de gifstoffen verergeren. „Door opwarming van het water worden gewasbeschermingsmiddelen giftiger, waardoor de waterkwaliteit niet alleen sneller, maar ook aanzienlijk sterker wordt aangetast”, zegt professor Paul van den Brink.
Daarnaast zorgen langere droge periodes ervoor dat we het beschikbare water intensiever moeten gebruiken. „Boeren moeten tijdens droogte vaker water oppompen voor irrigatie, en als dat water vervuild is met bestrijdingsmiddelen, kunnen die stoffen rechtstreeks in ons voedsel komen”, zegt Van den Brink.
Bij een goede waterkwaliteit werken diverse kleine organismen samen om het water helder en schoon te houden (Drentsche AA) Foto: Blikonderwater Arthur de Bruin
Toelatingsysteem
Zowel de waterschappen als Paul van den Brink vinden dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB) een cruciale rol speelt in het oplossen van het probleem. Ze pleiten voor een herziening van de toelatingsmethoden voor gewasbeschermingsmiddelen omdat het huidige systeem onvoldoende rekening houdt met de bredere impact op het ecosysteem. Ze benadrukken dat de gevolgen verder reiken dan alleen watervervuiling; stoffen kunnen ook de lucht vervuilen, de bodem aantasten en op andere manieren schadelijk zijn voor het milieu.
De werkwijze van het CTGB staat al langer onder druk. Uit onderzoek van Zembla, het onderzoeksjournalistieke platform van BNNVARA, bleek vorige week dat de toelatingsinstantie gezondheidsrisico’s verkeerd beoordeelt. Daarnaast concludeerde het Europese Hof recent dat het CTGB in sommige gevallen belangrijke schadelijke effecten over het hoofd ziet en niet de meest actuele wetenschappelijke inzichten toepast.
Van den Brink benadrukt dat er voortdurend nieuwe bestrijdingsmiddelen op de markt komen, maar dat het risico-beoordelingssysteem vaak te traag reageert. „Dat ging ook mis bij de toelating van imidacloprid,” legt hij uit. „Bij de testen werd de watervlo gebruikt die niet gevoelig is voor dit middel, terwijl insecten dat wel zijn. Hierdoor werden de schadelijke effecten pas veel later ontdekt.”
Volgens Carli Aulich schiet het beoordelingssysteem tekort door alleen naar de specifieke toepassing van stoffen te kijken. Imidacloprid is daar een voorbeeld van: hoewel het als gewasbeschermingsmiddel verboden is vanwege schadelijke effecten op het milieu, mag het nog steeds worden gebruikt als antivlooienmiddel. „One substance, one assessment (OSOA), [één stof, één beoordeling, red.], zou de norm moeten zijn”, zegt Aulich. „Of het nu gaat om een gewasbeschermingsmiddel, diergeneesmiddel, biocide of fungicide, de beoordeling moet hetzelfde zijn, want uiteindelijk komt alles in het water terecht.”
PFAS-verbod
De waterschappen zien het niet als hun taak om een algemeen verbod op gewasbeschermingsmiddelen te eisen. „We meten actief de waterkwaliteit en ondernemen actie zodra we schadelijke stoffen detecteren”, zegt Plantinga. „Dit doen we door in gesprek te gaan met betrokkenen, zoals boeren, om samen oplossingen te vinden en verdere vervuiling te voorkomen. Daarnaast hebben we onze zorgen over gewasbeschermingsmiddelen bij het CTGB aangekaart en werken we proactief samen met de landbouw om vervuiling te voorkomen.”
Toch pleit het Wetterskip wel voor een verbod op PFAS, een groep chemische stoffen die in sommige gewasbeschermingsmiddelen wordt gebruikt. PFAS zorgt ervoor dat een bestrijdingsmiddel gelijkmatiger verspreidt, waardoor het efficiënter werkt en beter hecht aan gewassen. Maar PFAS is ook extreem vervuilend omdat het niet afbreekt in het milieu, waardoor het zich ophoopt in water, bodem en organismen.
„Het is ontzettend moeilijk en duur om PFAS te verwijderen, als dat überhaupt al volledig mogelijk is”, zegt Roelsma. „We zien de stof nu al te veel terug in het oppervlaktewater, dus we hebben via de Unie van Waterschappen het Rijk en Europa gevraagd om een verbod.”
Van den Brink is kritischer en wijst op de noodzaak om niet alleen PFAS, maar ook het gebruik van andere gewasbeschermingsmiddelen in zijn geheel te evalueren. „PFAS is voor de meeste mensen een stof geweest die we niet moedwillig in het milieu hebben aangebracht. Pas later kwamen we achter de enorme schade”, zegt Van den Brink. „Voor gewasbeschermingsmiddelen is dat anders: we weten al dat deze middelen schadelijk zijn voor het milieu, omdat ze vaak juist zijn ontworpen om insecten en andere ongewenste organismen te doden.”
Het gebruik van deze middelen vraagt volgens hem om extra voorzichtigheid, vooral in de buurt van natuurgebieden en woonwijken. „Bovendien ontdekken we vaak pas na jaren hoeveel schade stoffen aanrichten. Het is niet verstandig dat af te wachten.”
Verantwoording
Voor dit artikel analyseerde deze krant openbare data van meetpunten in sloten, meren, rivieren en ander oppervlaktewater van de vijf noordelijke waterschappen: Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s, Wetterskip Fryslân, Waterschap Drents Overijsselse Delta en Waterschap Vechtstromen. Deze data zijn afkomstig uit de Bestrijdingsmiddelenatlas, een online tool ontwikkeld door de Universiteit Leiden. De laatste cijfers zijn uit 2022, maar gesprekken met de drie grootste noordelijke waterschappen bevestigen dat het probleem nog altijd actueel is.
Elke stof in de atlas heeft een eigen norm voor de toegestane hoeveelheid in het water. Uit de analyse van deze krant bleek 44 middelen hun norm in 2022 overschreden. Deze gegevens zijn vergeleken met informatie van de Europese Unie (EU) over verboden bestrijdingsmiddelen en de substitutielijst van stoffen die aan vervanging toe zijn. Voor zeker vier aangetroffen middelen geldt een totaalverbod, twee middelen zijn verboden als gewasbeschermingsmiddel, maar niet als diergeneesmiddel en 10 staan op de substitutielijst.
Vlooienbandjes
De waterschappen vermoeden dat de stoffen fipronil en imidacloprid in het water mogelijk afkomstig zijn van vlooienbandjes voor huisdieren, zoals honden, die deze middelen bevatten. Het waterschap Hunze en Aa’s heeft gekeken naar vennen waar honden zwemmen en ontdekte daar hoge concentraties van imidacloprid.
Hoewel dit onderzoek aanwijzingen levert, is er nog geen definitief bewijs. De stoffen kunnen ook uit andere bronnen komen, zoals illegaal gebruik of tuinproducten.