Groningen heeft de bestrijding van ondermijnende criminaliteit verwaarloosd. Onderzoekers waarschuwen voor naïviteit en onderschatting. Gemeente moet harder optreden
De politie ontruimt een hennepkwekerij in een loods op een bedrijventerrein in Groningen. Foto: Archief DVHN / Persbureau GinoPress
Groeiambities stegen de gemeente Groningen naar het hoofd en zorgden ervoor dat de kracht van ondermijnende criminaliteit in ‘de hoofdstad van het Noorden’ stevig is onderschat.
De afgelopen decennia waren politieke bestuurders in de stad het over één ding roerend eens: Groningen moet meer in huis hebben om nieuwe bedrijven en inwoners te trekken. De gemeente diende zich stedenbouwkundig en economisch flink te ontwikkelen. Doel: een hogere positie op de ranglijst van grote steden in Nederland. Op zich niks mee, maar uit het rapport ‘Groningse praktijken’ van de onderzoekers Pieter Tops en Edward van der Torre blijkt dat dit gepaard ging met een zekere blindheid. De effecten die de hausse in het vastgoed, de komst van nog meer studenten en meer drugshandel met zich meebrengt, zijn schromelijk miskend of weggewoven.
Stevige huisjesmelkerij en drugshandel
De gemeente heeft haar eigen rol bij het voorkomen van ondermijnende criminaliteit verwaarloosd. Het gaat om criminaliteit die zich vermengt met de samenleving. Zo heeft de gemeente te weinig oog gehad voor de drugsproblematiek. Dat gaat vooral om hennepteelt. Deze is in de stad zeer goed georganiseerd, maar groeit niet door naar grootschalige drugsproductie in de toplaag van de (Noord-)Nederlandse misdaad. Denk aan bijvoorbeeld productie van synthetische drugs.
Er is wel forse handel in stad en provincie, met als gevolg de komst van criminele jeugdgroepen die goed verdienen aan de handel. Daar is te weinig aan gedaan. Ook is er stevige huisjesmelkerij. Louche of crimineel, daar zijn Tops en Van der Torre niet uitgekomen. Maar het is wel overheersend in bepaalde delen van de stad en het tast het sociale karakter aan. Studenten betalen te veel huur en voelen zich geïntimideerd.
In hun ijver om de stad aantrekkelijker te maken, heeft de gemeente jarenlang ruimhartig de loper uitgelegd voor investeerders. Daarbij is te weinig gekeken naar hun achtergronden. De afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente Groningen is al vele jaren onderbezet. Ze bestond, vergeleken bij de organisatorische en juridische slagkracht van hun tegenspelers, uit anderhalve man en een paardenkop.
De afdeling OOV in Groningen telt 16 fte en dat is schamel voor een stad met ruim 230.000 inwoners. Universiteitsstad Nijmegen (ruim 177.000 inwoners) heeft op deze afdeling 30 fte. Arnhem (160.000 inwoners) heeft (met 15 fte) bijna evenveel veiligheidsambtenaren als Groningen, maar kampt ook met een stevig tekort. De mogelijkheden om de financiële handel en wandel van ondernemers na te trekken in het kader van de wet Bibob zijn in Groningen zeer beperkt. De gemeente doet dit met één fte. Daarmee wordt criminaliteit onderschat en raakt veiligheid achterop, stellen de onderzoekers.
Controle en toezicht
Interessant is de vraag waarom openbare orde en veiligheid op het gemeentehuis al zo lang een ondergeschoven kindje is. Een verklaring kan zijn dat de afdeling ruimtelijke ordening en economische zaken (‘Keizers van het Zuiderdiep’) geen behoefte had aan kritische pottenkijkers, die voor oponthoud kunnen zorgen bij grote en kleine bouwprojecten. De fixatie op stedelijke groei was zo groot dat veiligheid de zwakste schakel is geworden in het Groningse stadsleven. Controle en toezicht op bouwplannen en bouwactiviteiten zijn te lankmoedig uitgevoerd, aldus Tops en Van der Torre. Handhavingsarm heet dat, met als gevolg dat bouw- en verhuurregels werden overtreden en de gemeente later ook niet meer kon ingrijpen. Daarmee is maximaal ruimte gegeven aan investeerders en beleggers. Een deel kreeg de kans crimineel geld wit te wassen in het vastgoed. De onderzoekers zeggen dat je als stad op dit punt niet alert genoeg kan zijn.
‘Er is een wereld terug te winnen’
Moedig is dat de gemeente zich met dit onderzoek kwetsbaar opstelt. Ze krijgt de wind van voren, de onderzoekers vellen een hard oordeel. Het gemeentebestuur is naïef en blind geweest. Het kwartje lijkt gevallen, maar zolang de afdeling Openbare Orde en Veiligheid aan de Kreupelstraat zwaar onderbezet is, blijft het dweilen met de kraan open. Volgens Tops is er een wereld terug te winnen en draait het, als het aankomt op het gezag van de overheid, om vragen als: van wie is de stad? En treedt de gemeente onvoldoende op als regels met voeten worden getreden?
Meer dwangsommen opleggen
Dat er toch een iets straffere wind waait, blijkt uit het groeiende aantal dwangsommen dat is opgelegd aan ondernemers die het niet zo nauw nemen met de bouwregels. De interesse van de gemeente voor de ondernemers met wie zaken wordt gedaan, lijkt toegenomen. Het huidige vergunningenstelsel is beter dan niks, maar vastgoedjongens, zo stellen Tops en Van der Torre, reageren adequaat op nieuwe regels van de overheid. Hun boodschap is even duidelijk als alarmerend: Groningen loopt vele jaren achter. Stop dit veiligheidsrapport straks niet in een la. Doe in ieder geval niet alsof met deze analyse het lek boven water is.
Tandje bij in Ommelanden
Een pittige waarschuwing is er ook voor de Ommelanden. Ook daar is onvoldoende ambtelijke capaciteit om het criminelen lastig te maken. Criminele netwerken weten dit al lang, stellen de onderzoekers. Ze profiteren daar flink van. Als de Groningse gemeenten er niet een tandje bij doen, zal het effect van een steviger aanpak in de stad tegenvallen. Het is een pleidooi om bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit over gemeentegrenzen heen te kijken.