Huldiging van professor Zernike door leden van Vindicat Atque Polit in 1953. Links de rector van de Groninger Universiteit Jhr. Dr. Prof. J.W. Winter.
De Nobelprijs van Ben Feringa was vorige week in een minuut wereldnieuws. In 1953, toen Frits Zernike bericht kreeg van het Nobelcomité, waren de tijden anders.
,,Nou’’, zei Jan Spittje in 1953 tegen de kersverse Nobelprijswinnaar Frits Zernike. ,,Dat wordt zeker wel een behoorlijk feestje vanavond.’’
De hoogleraar natuurkunde keek de technisch assistent van zijn laboratorium aan en zei: ,,Spittje, je weet net zo goed als ik dat er in rijksgebouwen geen alcohol genuttigd mag worden.’’
De vorige Groningse Nobelprijswinnaar was geen uitbundig man. Hij ontving de hoogste wetenschappelijke onderscheiding zestig jaar geleden. In een andere tijd.
Volgens het zat Frits Zernike op 4 november 1953 met zijn oor tegen het radiotoestel. Berichten dat hij mogelijk de Nobelprijs voor de Natuurkunde zou krijgen hadden hem al bereikt via een Zweedse journalist. ,,Het leek me ongelofelijk’’, zei professor Zernike daar later over. ,,Dit is zo’n hoge onderscheiding dat ik er nooit aan gedacht heb dat ik ervoor in aanmerking zou komen.’’
Hij kreeg hem wel. Na de bekendmaking op de radio ontving Zernike een officieel telegram van de Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen. ,,Ik heb de prijs; dank daarvoor’’, was volgens de krant de reactie van Zernike. ‘En eerst toen stak hij een anjer in het knoopsgat’.
Natuurkundige Frits Zernike (1888-1966) kreeg de prijs voor zijn fasecontrastmicroscoop – een uitvinding die het mogelijk maakte om levende cellen vele malen nauwkeuriger te bestuderen. ,,Het mediacircus dat nu onmiddellijk rond een Nobelprijswinnaar ontstaat, was er in 1953 nog niet’’, aldus historicus van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) Klaas van Berkel. ,,Het leven van Frits Zernike is er niet definitief door veranderd.’’
Zernike was er ook de man niet naar om zich al te veel te laten afleiden. Het feest waar Spittje op hoopte kwam er niet. Paula de Waard, de vrouw van Zernikes collega Hendrik de Waard, herinnert zich alleen een bescheiden receptie op het laboratorium. ,,Even de professor de hand schudden. Een uurtje, toen was het klaar. Hij wilde niet eens taart halen.’’
De volgende dag trakteerde Zernike op rumbonen. Dat was het dan. Daarna ging hij gewoon weer aan het werk.
Of Zernike het wilde of niet, ook in 1953 ging een Nobelprijs niet ongemerkt voorbij. Rector magnificus Pieter Jan van Winter had geen twitter, maar stapte die avond voor aanvang van een opera het podium van de Stadsschouwburg op om onder luid applaus het heugelijke nieuws te verspreidden. De universiteit en de gemeentelijke gebouwen hingen de vlaggen uit en ook de trolleys en bussen in de stad werden versierd. Studentenvereniging Vindicat Atque Polit organiseerde een optocht.
Ook buiten de stad was Zernikes Nobelprijs groot nieuws. ,,Het telegram uit Stockholm’’, bericht het Polygoonjournaal, ,,werd spoedig gevolgd door een telegrafische gelukwens van koningin Juliana en prins Bernhard en een stroom van andere telegrammen uit alle delen van de wereld. De telegrambestellers zullen zich deze dagen nog lang herinneren.’’ Na de bekendmaking had Zernike geen moment rust meer gehad, berichtte het . ,,De telefoon rinkelde voortdurend, een stroom van bezoekers kwam de gelukwensen aanbieden.’’
Jan Borgman, later voorzitter van de RUG, beleefde de Nobelprijs van Zernike als jonge student natuurkunde. ,,Een hoogleraar vertelde het ons in de collegezaal. Dat maakte geweldige indruk. Nobelprijswinnaars waren goden. Zernike was van een andere wereld. Wij hadden hem toen nog nooit gezien. Hij gaf geen college aan eerstejaars.’’
Zernike was intimiderend, vertelt Borgman, die hem later leerde kennen. ,,Hij was scherp, je was op je hoede voor hem. Als je iets niet wist, liet hij dat wel merken.’’ Paula de Waard noemt hem onbenaderbaar en op zichzelf. ,,Hij was niet zo vreselijk onder de indruk van die prijs.’’ Volgens Klaas van Berkel maakte het winnen van de Nobelprijs Zernike zelfs nog een beetje korzeliger.
Niet alleen de laureaat zelf liep niet met zijn prijs te koop, ook het natuurkundig laboratorium en de universiteit deden dat niet. Borgman: ,,Niemand zei: kom hier studenten, wij hebben een Nobelprijswinnaar.’’
Pas na Zernikes dood werd van alles naar de natuurkundige vernoemd. ,,Ik vraag me wel eens af: had hij dat eigenlijk wel gewild?’’, zegt Jan Spittje. ,,Hij was niet zo van de reclame.’’ De technisch assistent van het laboratorium bracht ook in de jaren daarna veel tijd door met Zernike, die nooit meer sprak over die Nobelprijs. ,,Met geen woord.’’
Het enige dat Spittje ervan meekreeg, was het diploma dat Zernike in Zweden had gekregen. ,,Van die officiële rollen papier. Hij gaf ze aan mij en zei: jij hebt meer ruimte dan ik. Ik heb ze in mijn bureau gestopt.’’ Spittje bewaarde ze tot Zernikes dood in 1966. ,,Hij heeft er nooit meer naar gevraagd.’’