Maritiem archeoloog Yftinus van Popta tijdens een onderzoek van een scheepswrak in de Flevopolder (niet de Op Hoop van Zegen).
Honderden scheepswrakken liggen naamloos en vergeten in de bodem van de Flevopolder. Maritiem archeoloog Yftinus van Popta van de Rijksuniversiteit Groningen slaagde erin een Groninger tjalk zijn naam terug te geven.
Schipper Gerrit van Meines uit Gasselternijveen vaart op woensdag 19 juli 1871 met zijn Groninger tjalk Hoop opZegen op de Zuiderzee. De in Beetsterzwaag geboren schipper reist met 42.500 rode bakstenen in zijn ruim in anderhalve week naar Alkmaar. Ten zuidoosten van Marken gaat hij voor anker. Die nacht breekt er een storm los, waarbij de tjalk zinkt, een scheepsmast steekt de volgende dag nog uit het water. Meines overleeft de ramp, maar raakt zo goed als bankroet.
Deze voorwerpen werden in het wrak van de Hoop op Zegen zijn gevonden
In de Flevopolder liggen 450 scheepswrakken
In mei 1981 stuiten archeologen op een scheepswrak die in de bodem wordt gevonden. Niemand is er blij mee, want over een halfjaar moet op dezelfde plek een put voor zandwinning komen die nodig is voor de bouw van Almere-Stad. Het wrak wordt onderzocht en de vondsten, waaronder Maastrichts aardewerk, verdwijnen in een depot. De bevindingen belanden in een archief. Het wrak krijgt de naam ‘ZA 97’.
Originele dia van de opgraving van scheepswrak ZA 97. De slechte staat van het achterschip en een restant van de stenen lading is zichtbaar.
Maritiem archeoloog Yftinus van Popta komt het naamloze wrak veertig jaar later opnieuw op het spoor. De Flevopolder is zijn ‘schatkamer’. In de provincie Flevoland zijn in tachtig jaar tijd zijn meer dan 450 wrakken in de voormalige zeebodem gevonden en onderzocht. De meeste zijn vrij abstracte, incomplete houten constructies. Het blijft vaak gissen hoe deze schepen heetten, waardoor ze zonken, en wat er met de opvarenden gebeurde. Sinds de inpoldering van de Zuiderzee, die in 1942 begon, zijn er rond de 450 wrakken ontdekt. Rond de tweehonderd werden er vernietigd, oftewel opgestookt. Een aantal werd herbegraven en rond de tien werden geconserveerd.
Van Popta slaagde er in de afgelopen jaren in zeven wrakken te identificeren. ,,Dat vind ik belangrijk, schepen zijn meer dan alleen een constructie. Er voeren mensen op, mensen met een verhaal. Je kunt wel heel feitelijk vaststellen wanneer een schip is gezonken, welke lading aan boord was en dat soort zaken. Maar dan stopt men er gewoon mee. In mijn ogen begint het dan pas. Die schepen vertellen ons iets over de identiteit van Flevoland. Dat de Zuiderzee ooit een drukke snelweg voor vrachtverkeer was.’’
De archeoloog bestudeert het onderzoek over het wrak uit de jaren tachtig en duikt de archieven in. Hij vindt onder meer oude krantenartikelen. De omschrijving van de plek waar het schip van Van Meines verging speelt een belangrijke rol. In de kranten uit 1871 wordt de rampplek omschreven als: “de kerktoren van Volendam een handspaaklengte beoosten de oostelijkste buurt van Marken, en de molens van Uitdam met de roeden aan elkaar”.
Vermelding van de wraklocatie van de Hoop op Zegen in de Staatscourant van vijf augustus 1871.
‘Hoop op Zegen niet langer vergeten’
Van Popta reconstrueert met een computerprogramma de plek waar het wrak ligt en dit komt precies overeen met de beschrijvingen van toen. Zo krijgt hij zijn bevestiging: de ZA 97 is de Hoop op Zegen. Hij komt ook meer te weten over hoe het met de schipper afliep. Niet al te best. ,,Hij zwierf veel rond en belandde onder meer in het armenhuis in Leeuwarden. De laatste jaren van zijn leven sleet hij in Rotterdam.’’
Van Meines overleed in 1894 ongehuwd en kinderloos. Van Popta: ,,Zijn naam komt voor zover bekend in geen enkele online familiestamboom voor. Het wrak van de Hoop op Zegen werd in 1981 geruimd, een onderzoeksrapport ontbreekt en ook de wraklocatie bestaat niet meer. Maar met deze identificatie zijn Van Meines en de Hoop op Zegen zijn daarmee niet langer vergeten.’’