Groningen telt nog maar weinig boerderijcampings, het provinciebestuur kijkt of ze die stap voor boeren gemakkelijker kan maken. Foto: Huisman Media
De provincie Groningen wil het boeren gemakkelijker maken een camping te beginnen. Is de landbouw daarmee geholpen in tijden van stikstofcrisis en krimpende veestapel? DVHN maakte een rondje langs Groninger kampeerboeren.
Nog geen vijftig Groninger boeren halen volgens de jongste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek een bijverdienste uit ‘agrotoerisme’. Soms met een Bed&Breakfast, soms een café op de deel, maar meestal met een minicamping of de verhuur van vakantiehuisjes.
Vijftig is niet veel op een totaal van nog altijd bijna 2500 Groninger boerenbedrijven ondanks de gestaag doorzettende krimp van de landbouw. Ter vergelijking: landelijk koploper Gelderland telt er bijna driehonderd. Ook Friesland en Drenthe blijven Groningen nog ver voor, met respectievelijk 150 en bijna 100 agrotoeristische bedrijven.
De Groninger provinciepolitiek wil daar nu verandering in brengen. Begin deze maand, nog net voor de zomervakantie, schaarden Provinciale Staten zich achter een motie om het boeren gemakkelijker te maken een camping op hun erf te realiseren. Nu gelden daar in agrarisch buitengebied nog knellende regels voor.
De politiek wil die obstakels uit de weg ruimen in de Omgevingsvisie waarin dit najaar nieuwe regels worden vastgelegd voor de ruimtelijke ordening van Groningen: waar in de provincie zijn welke activiteiten toegestaan? Daarin moet ook meer ruimte voor boerderijcampings komen, betoogt SP-Statenlid Agnes Bakker, indiener van de motie: goed voor de boer en goed voor de plattelandseconomie.
Zetje in de rug komt op het juiste moment
Dat initiatief komt op een goed moment, reageert de Stichting Vrije Recreatie (SVR), de oudste en grootste koepel van Nederlandse kampeerboeren. Juist in deze tijden van stikstofcrisis en wispelturige politiek beraden landbouwers zich massaal op hun toekomst. Is het nog reëel om door te gaan op het pad van steeds verdere schaalvergroting of is het onontkoombaar om een tandje terug te schakelen en andere inkomstenbronnen te zoeken?
„Wij zien de belangstelling al een jaar of drie aantrekken”, zegt Bas van Mill, SVR-woordvoerder en bedrijfsadviseur voor boeren die een camping willen opstarten. „Vorig jaar kregen we er 86 leden bij en daar zitten we op de helft van dit jaar nu al overheen. Boeren zoeken nieuwe richtingen. Je moet wel: de landbouw wordt in Nederland nog net gedoogd, maar in de grote steden willen de mensen ons het liefst allemaal het land uit.”
Een camping kan een weg zijn om toch te blijven boeren. „Maar het is ook een optie voor stoppers die hun land verkopen bij gebrek aan opvolgers maar wel op de boerderij willen blijven.” Van Mill schat dat van de tweeduizend SVR-leden inmiddels de helft geen inkomsten uit de landbouw heeft. Ook niet-agrariërs die een boerderij kopen en daar een camping starten, zijn tegenwoordig welkom als lid.
‘Je moet het sámen willen, anders: niet doen’
Maar, waarschuwt Van Mill: „Je moet er wel met volle overtuiging voor kiezen. En ook echt sámen: als alleen de vrouw er aardigheid in heeft maar de man niet, of omgekeerd, dan wordt het een ramp. Je moet wel de mensen op je erf willen hebben, anders moet je het niet doen.”
Maar voor wie daar geen moeite mee heeft, is het een ideale combinatie, zegt Van Mill. Tekenend is dat de SVR inmiddels ook ruim achthonderd leden telt in het buitenland. Stuk voor stuk geëmigreerde boeren die in Nederland al ervaring hadden met kamperen. „Als je er eenmaal aardigheid in hebt, wil je het niet meer missen.”
‘Een camping doe je er niet zomaar even bij’
Herman en Ella Volders zijn al bijna toe aan het 20-jarig jubileum van hun camping Boerenbont bij Veele. Foto: Huisman Media
Het was de beste keus die ze hadden kunnen maken. Daar zijn Ella en Herman Volders nu nog meer van overtuigd dan toen ze bijna twintig jaar geleden de knoop doorhakten. Met veertig koeien was hun melkveehouderij bij Veele op de lange termijn niet levensvatbaar. Maar hun camping Boerenbont bracht nieuwe schwung in het bedrijf.
In het weidse Westerwoldse landschap net buiten Veele valt het al van afstand op. Bij de boerderij van de familie Volders puilt de parkeerplaats uit. Met het vakantieseizoen nog geen twee weken onderweg, is het al lekker druk. „Voor zaterdag en zondag hebben we nog hooguit twee plekken vrij”, zegt Ella (59). „Dit weekend zitten we geheid vol.”
Dat is meer dan waar ze in 2006 op durfden hopen toen ze de eerste gasten verwelkomden op de camping naast hun boerderij. Doorgaans staan de achtentwintig plekken van voorjaar tot in de herfst goeddeels vol. Ze doen het samen, al trekt Ella meer naar de receptie en gasten en Herman vooral naar het dagelijkse onderhoud.
En daar maakt de Veeler veehouder serieus werk van. Het gras is strak geschoren, witte steentjes omzomen de eigenhandig gelegde wandelpaden die de camping ook na de heftige regen van de vorige nacht goed begaanbaar houden. „Ik wil dat het er tiptop bijligt”, zegt Herman (60). „Het moet hier altijd schoon en netjes zijn.”
Het is een ‘beste put werk’, zo’n camping. „Mensen denken vaak dat je het er wel even bijdoet”, zegt Ella. „Vergeet het maar. Je bent toch de hele dag door voor je gasten in touw. Heel gezellig. We kijken ieder jaar weer uit naar mei, als het seizoen begint. Maar we zijn ook blij als het eind in oktober weer in zicht komt.”
De camping zorgt voor welkome extra verdiensten, maar het gros van het bedrijfsinkomen komt toch nog altijd van het vee. „Zonder dít zou dát niet kunnen bestaan”, onderstreept Ella terwijl ze van de stal naar de camping wijst. Maar juist de combinatie zouden ze niet meer willen missen.
Het is een blijvend leerproces, zegt Ella. „In het begin waren we vooral gericht op jonge gezinnen, met speeltoestellen voor de kinderen. Daar zijn we vanaf gestapt: nu trekken we een wat ouder publiek. Dat bevalt beter: het is veel rustiger, voor de gasten en voor onszelf. En ze komen meer verspreid over het seizoen want ze zijn niet afhankelijk van de vakanties.”
De positieve reacties van de gasten zijn de slagroom op de taart. Zowel de camping als Westerwolde oogsten lof. Veel gasten komen al jaren op rij terug naar Veele. En Boerenbont is net genomineerd voor de ANWB-verkiezing van de Camping van het Jaar in de categorie kleine campings. ”Stemmen kan nog tot 31 augustus”, zegt Ella.
„Mensen komen hier vaak met een beeld van Groningen als een kale vlakte waar het altijd waait en rommelt in de bodem”, zegt Herman. „Iedereen is verrast door de schoonheid van dit gebied.” Ze stellen er eer in om ambassadeurs voor Westerwolde te zijn, en Herman ook nog een beetje van zijn vak. Al is een enkele gast soms wat minder gecharmeerd van het dagelijkse boerenbedrijf.
„We proberen zoveel mogelijk rekening met onze gasten te houden bij het uitrijden van mest of binnenhalen van kuilgras rond de camping. Maar als er regen dreigt, moet je soms wel door tot elf uur ‘s avonds. Als je daar over valt als gast van een boerencamping, kun je beter een ander plekje opzoeken. Even goede vrienden. We hebben hier wel gewoon een boerenbedrijf te runnen.”
‘Wij zoeken het niet in ‘massa is kassa’
Jilles en Rietha Helmantel uit Westeremden hebben een akker omgetoverd in boerderijcamping de Kwekerij. Foto: Anjo de Haan
Soms ontstaan de mooiste initiatieven uit de droevigste omstandigheden. Drie jaar geleden overleed de jongste zoon van Jilles en Rietha Helmantel. Veertien zou Rein nu zijn. Sinds zijn dood slaan zijn vrienden ieder jaar rond zijn verjaardag hun tenten op bij z’n ouderlijk huis om hem te herdenken. Dat kampement werd de inspiratiebron voor camping de Kwekerij.
In het boerenland even buiten Westeremden zijn de Helmantels in juni officieel van start gegaan. De akker waar tot voor een paar jaar graan en voederbieten stonden, is omgetoverd tot een kampeerveld met plek voor maximaal vijftien tenten en in overleg ook caravans en campers. De eerste gasten zijn inmiddels geweest, tot uit Frankrijk en Duitsland.
„We hebben behoefte aan positieve energie”, zegt Rietha (52). De lange aanloop naar de start van hun camping en al het regelwerk voor een vergunning geeft afleiding van het immense verdriet. „Het is een uitlaatklep”, beaamt JIlles (57). „Het was nooit onze droom een camping te beginnen”, zegt zijn vrouw. „Maar toen we hier het veld vol hadden staan met al die tentjes van de jongeren begon het plan te groeien.”
Eigenlijk is de Kwekerij een beetje een vreemde eend in de bijt onder de boerencampings. De Helmantels zijn geen van tweeën boer. Rietha verdient de kost als logopediste, Jilles runt een autostoffeerderij. En ook de kwekerij is feitelijk niet meer in bedrijf, al is Jilles’ vader Jannes ook op 85-jarige leeftijd nog vrijwel dagelijks in touw in zijn groentekas.
Maar de agrarische bestemming rust nog altijd op de plek waar Jilles’ opa al in 1938 zijn kwekerij met de welluidende naam ‘Nimmer Dor’ bouwde en waar later ook zijn beroemde oom, kunstschilder Henk Helmantel, ter wereld kwam. Dus ze kunnen meepraten over wat er allemaal op je afkomt als je een boerderijcamping wilt oprichten.
„Het was een hele zoektocht”, verzucht Rietha. „Ik ben toch best handig met dingen, maar ik vond het een hele uitdaging om m’n weg te vinden in het digitale doolhof.” Het kostte haar uiteindelijk negen maanden om groen licht van de gemeente te krijgen voor het ‘strijdig gebruik’ van hun agrarische bedrijfsperceel als camping. Dus inderdaad: daar mag de provincie gerust wat obstakels wegnemen.
Ze zijn dit avontuur niet aangegaan met hoge financiële verwachtingen. „Voor ons gaat het niet om het verdienmodel”, zegt Rietha. „We zoeken het niet in ‘massa is kassa’, maar willen ons vooral richten op de echte kampeerliefhebber die rust, ruimte en weidse natuur zoekt.”
Dat levert geen kapitalen op, beseft ze: „Het blijft tientjeswerk. Maar het werk is leuk en ook onze zonen helpen mee. We zitten nog vol plannen voor de camping, maar de basis ligt er nu en we willen het stap voor stap verder opbouwen. Voor ons is dit tempo goed.”
Leuk voor erbij maar reken je niet rijk’
Harry en Janna Hoiting runnen in Nieuwe Pekela hun boerencamping Wel Wait. Foto: Huisman Media
Een boerencamping? Voor Harry en Janna Hoiting was het geen bewuste keus. Die had Harry’s moeder namelijk al lang voor hen gemaakt. Al in 1982 begon zij achter de boerderij langs het Pekelderhoofddiep in Nieuwe Pekela haar camping Wel Wait.
„Toen wij het bedrijf in 2013 overnamen en hier met het gezin kwamen wonen, kregen we het kampeergebeuren er gratis bij”, lacht Janna (56). „Ik had nog nooit een camper of caravan van dichtbij gezien.”
Dat lag voor haar man wel anders. „Ik ben ermee opgegroeid”, zegt Harry (58). Hij heeft zelf als jongen nog meegeholpen de kampeerplaats aan te leggen. „Ik weet niet beter dan dat we altijd gasten over de vloer hadden van de camping en van het pension dat mijn moeder ook nog runde. Die aten ‘s avonds ook mee met wat de pot schafte.”
Dat pension had z’n inmiddels 84-jarige moeder al afgebouwd toen ze op leeftijd kwam, maar de camping runnen haar opvolgers nog steeds met plezier. „Veel werk is het niet”, zegt Harry. „Eén keer in de week even het gras maaien, de toiletten schoonhouden en wat klein onderhoud hier of daar. Grotere klussen kunnen in de stille wintermaanden.”
Dat kan er allemaal mooi bij tussendoor met het werk op het akkerbouwbedrijf en het loonwerk dat Hoiting doet bij collega’s in de omgeving. Ook hun oudste zoon zit inmiddels in de maatschap.
Samen verbouwen vader en zoon zetmeelaardappelen, suikerbieten en graan. „Het klassieke Veenkoloniale bouwplan”, zegt Harry. Hij vertelt er graag over aan gasten die ernaar vragen en zet ook met verve de vele misvattingen recht die er in zijn ogen over zijn beroepsgroep bestaan. „Een beetje PR voor de landbouw”, zegt hij.
Gasten van over de hele wereld weten de camping aan de Albert Reijndersstraat A-zijde te vinden. Duitsers, Fransen, Belgen, Canadezen en Amerikanen, vele van hen komen ook naar Pekela om de wortels van hun voorvaderen te verkennen. Piekdagen in het jaar zijn het Nederlands Kampioen Kaaibakken in mei en het Rock On Outdoor Festival in juli. „Dan staat het veld vol”, zegt Janna.
De bezetting van hun vijftien standplaatsen kan behoorlijk wisselen. „Het ene jaar is hartstikke druk, het volgende heb je wekenlang niks.” De inkomsten zijn mooi meegenomen, maar een volwaardige tweede tak naast het akkerbouw- en loonbedrijf is de camping niet en zal het ook niet worden, zegt Harry. „Het is leuk voor erbij maar reken je niet rijk.”