Ronald Mulder signaleert hoe en waarom alle innovatie bij de overheid stuklopen. Hij roept de hulp in van de Koning, het perfecte rolmodel voor veranderprocessen.
Elke organisatie van enige omvang loopt op een gegeven moment tegen een dilemma aan. Aan de ene kant moet je blijven innoveren en vernieuwen, anders word je irrelevant en ingehaald door nieuwe producten. Aan de andere kant moet je efficiënt en met een betrouwbare kwaliteit blijven produceren, anders leg je het loodje nog voordat de innovaties vruchten afwerpen.
Dit is een dilemma, en niet simpelweg een tweevoudige opgave, omdat innovatie en efficiëntie elkaars tegenpolen zijn. Ze vereisen een verschillende manier van werken, verschillende regels, een verschillende bedrijfscultuur en verschillende soorten mensen. Innovatie vraagt om een omgeving waarin fouten gemaakt mogen worden, waar veel ruimte is voor eigen initiatief en waarin niet alles perfect hoeft te zijn zolang het maar de goede kant opgaat. Efficiëntie daarentegen vraagt om regels, procedures, standaardisering en kwaliteitsbeheersing. Efficiëntie wil het toeval uitsluiten, waar innovatie het toeval juist wil verleiden.
Dat gaat zomaar niet
Steeds vaker denk ik dat deze bekende wetmatigheid uit de bedrijfskunde ook van toepassing is op Nederland als land. Nederland produceert goed en efficiënt: op lijstjes van gelukkige en welvarende landen staat het steevast in de top. Om dat te bereiken hebben we dikke boeken vol met regels en procedures op elk gebied. Of je nu, ik zeg maar wat, een school wilt beginnen of een festival wilt organiseren, de algemene regel is: dat gaat zomaar niet.
Het gekke is: ook de overheid zelf, die al die regels instelt en handhaaft, heeft hier last van. De overheid roept bijvoorbeeld wel dat het een miljoen woningen wil bouwen, of het belasting- en toeslagenstelsel vereenvoudigen, of de drugsmaffia oprollen, maar uiteindelijk komt er weinig van terecht. Dat is niet vanwege politieke onenigheid. Iedereen, van links tot rechts, wil die dingen. Nee, het is in de praktijk allemaal moeilijk of onmogelijk. Ons verandervermogen is buitengewoon beperkt. Als de omstandigheden wél veranderen, is dat een gevaarlijk gegeven.
Andere mensen, op een andere plaats
In grote bedrijven wordt het dilemma opgelost door de innovatie zo veel mogelijk apart te zetten. Andere mensen, op een andere plaats en met andere regels. Het NatLab van Philips is misschien wel het meest aansprekende voorbeeld. De overheid probeert iets soortgelijks met talloze proeftuinen, pilots en experimenten, maar de burger is zeer goed beschermd tegen rechtsongelijkheid, dus iedereen die er een beetje last van dreigt te hebben kan de boel eindeloos vertragen en frustreren. Niet zelden is een experiment eigenlijk zelf een vertragingstactiek: zolang de proef niet is afgerond, gebeurt er verder niets. Een goed voorbeeld is de wietproef, officieel het experiment gesloten coffeeshopketen. Drie jaar geleden aangekondigd, nog steeds niet van start gegaan, en ondertussen reden om niets aan het drugsbeleid te veranderen.
In een bureaucratie verliest de vernieuwer het bijna altijd van de regelneven en proceduretijgers. Slimme organisaties plaatsen daarom de vernieuwers onder leiding en bescherming van een belangrijke bestuurder, liefst de CEO zelf. Ik stel voor dat we in Nederland hetzelfde doen. Iedereen die zich bij de overheid bezighoudt met innovatie en experimenten, rapporteert voortaan direct aan de koning. Als je wilt benadrukken dat regels soms niet gelden, en dat je beter sorry kunt zeggen dan toestemming vragen, dan is de koning immers een perfect rolmodel.