Van koopverslaafd naar een no buy year. Foto: shutterstock
Caroline Bieckmann is een ex-verslaafde. Jarenlang kocht de tekstschrijver met grote regelmaat kleding, online en tijdens fysiek winkelen. Vaardig schoof ze met geldpotjes om haar koophonger te bekostigen. In januari kickte ze cold turkey af met het aangaan van een no buy year. Hoe gaat dat?
De ene aankoop wist ik voor de bühne te rechtvaardigen en toonde ik met overtuiging aan gezinsgenoten, de andere hield ik (nog even) verborgen vanwege de prijs, al spijt van de aanschaf of wat ook maar. Misschien herkenbaar voor velen.
Ik heb het eens globaal uitgerekend. Tijdens de afgelopen vijftien tot twintig jaar surfte ik in totaal zo’n 7500 uren – dat zijn 45 aaneengesloten weken - langs mijn favoriete kledingwebshops. Alles bij elkaar opgeteld winkelde ik een ruim jaar fysiek. Tijd en energie die ik had kunnen besteden aan werk, creativiteit en ontspanning.
Caroline Bieckmann (57) uit Leeuwarden is freelance journalist en tekstschrijver.
Caroline Bieckmann Eigen foto
Van het geld dat ik uitgaf aan kleding, schoenen en accessoires had ik meerdere wereldreizen kunnen maken, met een nieuw gekochte camper ook nog. We hadden al onze meubels kunnen vervangen én ons toch die vloerverwarming kunnen veroorloven.
Grote hoeveelheden broeikasgassen
Met mijn koopgedrag heb ik in enorme mate bijgedragen aan het verpesten van het milieu. Er zijn grote hoeveelheden broeikasgassen vrijgekomen bij het maken en vervoeren van al die spullen; mijn footprint beslaat duizenden kilo’s co2. En dan heb ik het nog niet gehad over de impact van mijn aankopen op de positie van arbeiders in de enorme textielfabrieken in goedkope productielanden.
Ik voel me schuldig en schaam me. Hoe kan het dat ik met mijn hoogopgeleide verstand en bewustzijn van mijn gedrag zo’n speelbal van dwangmatige overconsumptie ben geweest?
In het boek De dopaminefactor van Anna Lembke lees ik dat elk verslavend gedrag een vorm van vermijding is, van iets niet willen voelen. Volgens de Amerikaanse psychiater kan de 21ste eeuwse mens geen extreme pijn meer verdragen, maar mild ongemak evenmin. We doen heel hard ons best om ons niet ellendig te voelen.
‘We zijn voortdurend op zoek naar afleiding van het huidige moment, naar vermaak.’ En die afleiding en dat vermaak hebben vele vormen. In onze wereld van overvloed liggen alle drugs voor het grijpen, aldus Lembke. Van gamen en gokken tot pillen en alcohol.
Waar we pijn voelen, moet een dopaminestoot compenseren. Het verlangen om iets te doen, te hebben of te krijgen neemt toe, in de hoop op dat lekkere gevoel als je je doel bereikt. Niet voor niks noemen we dopamine ook wel het beloningsstofje of gelukshormoon.
Er ontstaat al snel een cirkeltje. Pijn en plezier worden op dezelfde plek in de hersenen verwerkt, schrijft Lembke. Ze zitten allebei aan een kant van een wip, die in evenwicht moet blijven. Voelen we ons opnieuw niet fijn, dan verlangt ons brein weer naar dat plezierige gevoel en zoekt dezelfde kick. ‘Hoe meer dopamine er in de beloningspaden van de hersenen aanwezig is, hoe verslavender de ervaring.’
Aha, dus dat leidt ons kooplustigen. Ik herinner me de enorme rush van het winkelen, van het zoeken naar de trui of die broek, die ik op dat moment het allerliefste wilde. Als ik dat kekke jasje of die stoere sneakers had, dan zou alles goed komen en zou ik gelukkig zijn.
Als het beeld in de paskamerspiegel tegenviel
Soms voelde ik ook twijfel, als het beeld in de paskamerspiegel tegenviel of als iets niet precies was waarnaar ik op jacht was. Maar de paniek om met lege handen thuis te komen was vaak groter. Bovendien zei de verkoopster dat het me prachtig stond. Dus rekende ik af en liep met het zweet op de rug de winkel uit.
Het online winkelmandje was anoniemer, dus veiliger. Ik zag het voorbeeld bij het fotomodel op de site van de webwinkel – marketingtruc: iedereen wil er uitzien als zo’n model - én je kon het kledingstuk zonder opgaaf van reden terugsturen. Het moment dat mijn vinger naar de bestelknop ging en als het pakket aan de deur werd afgeleverd waren flinke dopaminepieken.
De euforie duurde nooit lang. Dat geluk en perfecte leven dienden zich nooit aan. Vaak was de nieuwigheid van een item er snel af en was ik alweer bezig met het volgende, dat ik wilde. Ik had een kast vol kleren, maar nooit iets om aan te trekken. Ik was ontevreden met wat ik had, ontevreden over wie ik was. Dat was een oud gevoel.
Hoe meer ik kocht, hoe meer ik wilde
Als jonge puber ontwikkelde ik een eetverslaving. Ik had moeite met het leven, was op zoek naar mezelf. Pas als jong volwassene vond ik balans. Een goede relatie, het moederschap en werkzaamheden vervulden me vervolgens jarenlang voldoende. Maar gaandeweg staken oude onzekerheden de kop weer op. Gevoelens, die schreeuwden om aandacht…. Nee, nee, nee, om vermijding!
Steeds vaker scrolde ik op mijn telefoon of laptop, langs tal van kleding- en schoenenwebshops: wat moest het deze keer worden? Dat gebeurde vooral in de ochtend, om ‘mijn hoofd ruisvrij te maken en op gang te komen’, zei ik dan, tegen mezelf en anderen.
Op vrije dagen ging ik naar de stad of met de trein naar Groningen. Ondernemers en verkoopsters in de kledingwinkels begonnen me te herkennen. Ik geneerde me, omdat ik er alwéér was. Maar ik kon het niet laten: hoe meer ik kocht, hoe meer ik wilde.
Vluchtige mode al lang afgezworen
Ik leed steeds meer onder mijn eigen gedrag. Het duurzaamheidsaspect ging zwaarder wegen. Ik las over de verwoestende vervuiling van de kledingindustrie – na de olie-industrie de grootste CO2-uitstoter – alleen al door het gebruik van water, pesticiden en verfstoffen bij de productie.
Er was de grote ramp in 2013 in een naaifabriek in Bangladesh, met heel veel slachtoffers. Er dreef een plastic soep in de oceaan en we stuurden vanuit het Westen een steeds grotere berg afgedankte kleding naar landen in Afrika en Azië.
Vluchtige mode had ik al lang afgezworen. Bij fast fashionketens als H&M en Zara zou je mij niet zien. Maar ik ontdekte dat ook veel zogenoemde duurzame merken minder groen zijn dan ze doen voorkomen. Ze tonen zich voorbeeldig aan de buitenkant en paraderen met allerlei keurmerken, terwijl hun bedrijfsvoering vaak erg ondoorzichtig blijft en onvoldoende wordt gecontroleerd.
Zelfs vintage kleding houdt de behoefte om steeds iets te willen in stand. Lokale tweedehands winkels lijken te doen waarvoor ze bedoeld zijn: het voor een zacht prijsje doorverkopen van gebruikte kleding, zodat het langer meegaat.
Maar grote platforms als bijvoorbeeld Vinted zijn verworden tot etalage van veelal ultra fast fashion-items, impuls- en miskopen, dikwijls met het kaartje er nog aan. De onderlinge handel zorgt ook nog eens voor een gigantische stroom pakketjes over en weer. Verre van duurzaam dus.
Daar wilde ik niet meer aan bijdragen. Toch lukte het me niet om te stoppen met kopen. Ik kon niet stoppen met willen. Tot ik in de eerste dagen van dit jaar in de Volkskrant een portret las van Sara Dubbelman.
Radicaal ermee kappen, dat ging ik doen
Deze hippe 30’er was van koopverslaafde mode-adept getransformeerd in een mode-activiste. Recent sleepte zij modeketens Primark en Zalando voor de Reclame Code Commissie vanwege greenwashing. De Commissie gaf haar gelijk.
Ook Dubbelman kreeg zichzelf lange tijd niet uit de ik-wil-meermodus, ze was verslaafd aan het kopen en aan de aandacht die haar creatieve kledingstijl genereerde. Na diverse afkickpogingen ging zij nu de grote uitdaging aan: een no buy year. Heel 2025 zou ze geen kleding, schoenen of accessoires kopen.
Als ik niks zie, hoef ik blijkbaar niets
Iemand sloeg heel hard op de gong in mijn hoofd. En het galmde lang na. Dat was wat ik nodig had: radicaal ermee kappen. Dat ging ik ook doen! Alleen dat besluit al gaf me rust. Net als destijds, toen ik stopte met roken, van de ene op de andere dag. Ik hóefde niet meer. Diepe, diepe zucht.
Inmiddels ben ik ruim drie maanden verder en ik vind het geweldig. Er is een last van me afgevallen. De behoefte om kleding te kijken of te kopen is verdwenen. Ik ben lid geworden van Dubbelmans community Offmode. Hier post de modeactiviste met grote regelmaat hoe het haar vergaat in deze challenge, achtergrondinformatie of een hart onder de riem voor degenen die met haar meedoen.
Meer rust en ruimte in mijn hoofd
Prettig en interessant, maar eigenlijk heb ik het tot nu toe niet nodig. Ik heb me voor alle online nieuwsbrieven afgemeld, dus krijg minder verleidingen in mijn inbox. Op kledingwebshops log ik niet meer in. In de stad loop ik de kledingwinkels voorbij. Als ik niks zie, hoef ik blijkbaar niets. Ik heb meer rust en ruimte in mijn hoofd. Ik ben blijer met mezelf.
Kleding vind ik nog steeds leuk, maar niet meer zo belangrijk. En ik heb het gevoel dat ik veel meer heb om aan te trekken dan ooit te voren. Dat is misschien het waardevolste inzicht: ik ben tevreden met wat ik heb. Een fijn gevolg is dat ik beter uitkom met geld en veel meer geniet van de dingen die ik wel doe en aanschaf, van een cappuccinootje in een koffiebar, tot een bezoekje aan het filmhuis of een nieuw (e-)boek. Dit experiment past me als een jas.
Vijftig kledingstukken per jaar
In Nederland komen er per jaar bijna 1 miljard kledingstukken bij. De gemiddelde Nederlander koopt 50 nieuwe kledingstukken per jaar. Circa 4 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot is te danken aan de kleding- en schoenindustrie.
Voor de productie van textiel is veel water nodig, en voor de teelt van katoen en andere vezels ook grond. Voor het maken van één enkel katoenen T-shirt is naar schatting 2700 liter zoet water nodig. Dat is voor één persoon genoeg drinkwater voor 2,5 jaar.
De productie van een spijkerbroek vraagt ongeveer 8000 liter water, daar kun je een half jaar lang ruim 5 minuten per dag van douchen.
Volgens het Europees Milieuagentschap veroorzaakte de aankoop van textiel in de EU in 2020 een CO2-uitstoot van ongeveer 270 kg per persoon. Dat betekent dat we daarmee met onze kledingconsumptie in de EU 121 miljoen ton aan broeikasgasemissies hebben veroorzaakt.
Door zes kledingstukken minder te kopen kun je ongeveer 40 kg CO2 per jaar besparen. Als iedere Nederlander dat zou doen, scheelt het net zoveel CO2-uitstoot in een jaar als 80.000 keer met de auto rond de wereld! (Bron: Milieucentraal en site Europees Parlement)