Robbert- Jan: „Ik raak dat spul nooit meer aan.” Foto: DUNCAN WIJTING
Wat als drugs je leven beheersen? Robbert-Jan Loggen uit Hoogezand is sinds 2,5 jaar clean. Op zijn dieptepunt snoof hij 6 gram cocaïne op een dag. „Het is een wonder dat ik nog leef.”
„Pablo!” Robbert-Jan (28) trekt de bruinharige staffordshire terrier van 14, vernoemd naar de Colombiaanse drugsbaron Pablo Escobar, naar zich toe om te voorkomen dat hij de voordeur uit loopt. In de hondenbench zit de 3-jarige terrier Izze druk kwispelend piepgeluiden te maken. „Ze houden heel erg van aandacht. Ik heb ze een beetje te veel verwend geloof ik.”
Serie over drugsgebruik in het Noorden
Het drugsgebruik neemt toe in Nederland. Niet alleen in grote steden als Amsterdam en Rotterdam, maar ook in Groningen, Leeuwarden en Assen. Met name het cocaïnegebruik en ecstasygebruik is de laatste jaren gestegen, blijkt uit cijfers van het kennisinstituut Trimbos. In drie afleveringen bekijken we dit thema vanuit verschillende invalshoeken. Deel 2: Ex-gebruiker Robbert-Jan Loggen.
Zodra hij Pablo los laat, drukt het dier zijn neus onder zijn arm. Als Robbert-Jan hier niet op reageert, kijkt de hond hem met grote droopy ogen aan. „Pablo? Jongen rustig maar.”
Het waterparkje, een speeltuintje op loopafstand van zijn middelbare school in Leeuwarden, is na zijn eerste dagen in de brugklas zijn vaste standplaats. Als kleine en stille 12-jarige jongen voelt hij zich groot tussen de oudere scholieren die ook in het speeltuintje chillen. Een van de grote jongens loopt op hem af, in zijn rechterkant houdt hij een pretsigaret. Wil je een hijsje? Hij twijfelt geen seconde. Tuurlijk, ik ben ook stoer, denkt hij.
Hij neemt zijn eerste hijsje. Een beetje ongemakkelijk voelt het wel. Oudere jongens kijken hem aan. Er gebeurt iets bijzonders in zijn hoofd. „Mijn hoofd is leeg, mijn gedachtes zijn leeg.” Zijn emoties bestaan even niet. Hij hoeft niet te denken aan zijn vader, die de dag na zijn twaalfde verjaardag overleed aan een alcoholvergiftiging. Hij hoeft even niet in de echte wereld te zijn. „Ik ben verkocht.”
Een remedie tegen voelen
Een remedie tegen voelen. Na die middag is er geen moment dat Robbert-Jan nog nuchter is. Hij heeft een manier gevonden om het leven te ontvluchten. Hij chillt de hele dag bij vrienden. Zijn thuis is alleen een plek om te slapen. „Ik ben moe, ik ga slapen” roept hij dagelijks als hij weer thuis komt bij zijn moeder, zusje en stiefvader. Hij is zo stoned als een garnaal. Hij loopt naar boven, stapt onder de douche en slentert naar zijn bed.
Als kind vluchtte hij al vaak het huis uit. Uit school en in weekenden was hij altijd bij de buren. In de houten tuinschutting zat een poortje naar de buurvrouw. Zo kon hij dagelijks bij de buren en zijn buurmeisje Danique zijn, op wie hij smoorverliefd was. „Ik wilde niet thuis zijn.”
Bang om te praten
Binnen de vier muren van zijn ouderlijk huis heeft Robbert-Jan zich vaak onveilig gevoeld. Traumatische gebeurtenissen die hij liever niet deelt.
Maar aan de buitenwereld laat hij niets merken. „Ik deed alsof alles goed was.” Hij is altijd al erg in zichzelf gekeerd. „Ik was altijd bang, bang om te praten.” Hij wordt als kind naar een logopedist gestuurd. „Niet omdat ik de woorden niet kon vinden, maar omdat ik nooit meerdere woorden uitsprak.”
Na het blowen volgen al snel ook andere verdovende middelen. Drugs zijn normaal in zijn vriendenkring. Ritalin snuiven, alcohol, amfetamine en een xtc-pilletje in het weekend tijdens hardcore feesten. Drugs zijn bijna een onderdeel van de vriendschap.
„Ik wilde nooit wat van cocaïne weten, totdat ik in de horeca terechtkwam.’’ Van zijn vijftiende tot zijn achttiende werkt hij fulltime als kok. „Dat was elke avond zuipen, zuipen, zuipen.” Om de werkdagen door te komen, ziet hij om zich heen veel mensen die cocaïne gebruiken. „Alcohol en coke gebruiken was de normaalste zaak van de wereld in de horeca.”
Op een andere planeet
Het is 2014.
Een van zijn collega’s slingert, tijdens een afscheidsfeestje van het horecabedrijf, een klein doorzichtig gripzakje met witte poeder voor zijn neus. „Wil je ook?” vraagt hij aan Robbert-Jan. Ach, waarom ook niet. Voor één keertje. Hij snuift een lijntje. „Het gaf me een euforisch gevoel, een gevoel alsof je de hele wereld aan kan.” Vooral de combinatie met alcohol is giftig. „Je voelt je na één lijntje weer nuchter.” Na een aantal lijntjes heeft hij het gevoel alsof hij op een andere planeet zit.
Maar de harde realiteit haalt hem in. Hij komt thuis te zitten door een depressie en krijgt hier zware medicatie voor. Maar een euforisch gevoel krijgt hij niet van de medicatie. Hij blijft zich slecht voelen. „Door cocaïne genoot ik ineens van het leven.” Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat gebruikt hij cocaïne. Zodra hij niet gebruikt wordt hij somber en voelt hij overal pijn. „Onder invloed van cocaïne schoven alle problemen van me af.”
Om het euforische gevoel te houden, heeft hij steeds meer coke nodig. „Ik snoof 6 gram op een dag.” Abnormaal veel, vertelt hij. „1 gram is al veel voor een gebruiker.”
Wachttijd 6 maanden
Hij leeft compleet buiten de maatschappij. „Ik leefde ‘s nachts en was omringd door junkies.” Het moet stoppen.
Bijna elke dag, gedurende meer dan drie jaar, probeert hij het. Het lukt hem dan twee dagen, maar de derde dag zinkt hij nog dieper. „Ik wil d’r van af, dit is de laatste keer. Morgen stop ik.”
Morgen kwam maar niet. Foto: Shutterstock
Maar morgen komt maar niet. Het lukt hem niet alleen. Hij meldt zich aan bij een kliniek. Maar daar is een wachttijd van 6 maanden.
Hij wil zich afzonderen. „Als ik mezelf isoleer, blijf ik wel van het spul af”, denkt hij. Hij vertoeft in een chalet op een camping in Friesland.
Het heeft een averechts effect. Zijn lichaam trekt het niet meer. „Ik ging meer en meer gebruiken, in de extremen. Ik kon mijn ribben tellen, er was niks meer van mij over.”
Hij wordt doodziek. Zijn zusje maakt zich ernstige zorgen. Ze brengt hem naar de eerste hulp. Een paar uur later ligt hij op de intensive care. „Het was kantje boord, een halfuur later en ik was er niet meer geweest.”
De grote bruine ogen van zijn zusje, die hem aanstaren op het ziekenhuisbed, blijven hem bij. Hij moet stoppen. „Ook om mijn zusje niet teleur te stellen. We hadden onze vader al verloren aan een verslaving, ik wilde niet dezelfde weg als hij inslaan.”
Twee weken later. Hij zit op de achterbank op weg naar de kliniek. Zijn zusje rijdt. Hij voelt geen boosheid, angst of verdriet. Het is klaar nu. Dit is het einde van een tijdperk van drugsgebruik, denkt hij. Op de achterbank snuift hij zijn laatste beetje coke op. „Het voelde alsof ik weer een beetje toekomst had. Een nieuwe start.’’
‘Een mentale hel’
Eenmaal in de kliniek zit hij vier dagen in quarantaine. „De eerste dagen heb ik alleen maar geslapen.” Dan komt hij op de groep. Dat is voor hem wennen. „Waar ben ik beland? Bij sommige mensen moet ik denken aan de zwervers die ik vaak op straat zie slapen.”
„Ik denk: na tien dagen sta ik wel weer buiten.” De tien dagen worden uiteindelijk elf maanden.
„Lichamelijke klachten heb je niet als je van cocaïne afkickt, zoals met GHB en alcohol. Maar geestelijk ga je helemaal kapot. Een mentale hel.’’ Als een grote draak komen al zijn donkere emoties die hij tijdens zijn depressie ervoer, tevoorschijn. Maar nu heeft hij geen drugs om zijn pijn te verdoven.
Hoe langer hij in de kliniek zit, hoe meer hij stilstaat bij zijn problemen en de pijn die hij bij anderen veroorzaakt heeft. Zijn zusje, drie jaar jonger dan hij, die hem nooit in de steek liet. Hoe vaak hij ook zijn beloften niet waarmaakte.
Maar je gedrag veranderen is lastig. Dan moet je je problemen aan gaan en kun je niet weglopen. En moet je ... praten.
Waarvoor leef ik?
„Ik had zware emotionele geremdheid, zoals ze dat noemen. Dat vind ik nog steeds moeilijk. Huilen is goed, dat kan een opluchting geven. In plaats van daarvan reageerde ik vaak vanuit agressie en boosheid. Uit pure frustratie eigenlijk.”
De maanden in de kliniek zijn zwaar. Hij blijft denken: waarvoor leef ik? Maar dan moet hij ook weer denken aan zijn vader, die na twee maanden uit de kliniek stapte. En snel daarna overleed. „Waarom liet hij zijn kinderen zomaar achter? Die gedachte was een grote drijfveer om door te gaan.”
Nu, na 2,5 jaar, is Robbert-Jan standvastig. „Ik raak dat spul nooit meer aan.” Hij heeft een eigen appartement, werkt fulltime als logistiek medewerker, staat elk weekend samen met zijn zusje op de markt en kickbokst vier keer in de week. „En ik heb deze twee rakkers.” Hij knuffelt Pablo, terwijl Izze rustig in de hondenbench ligt. Zijn honden zijn zijn alles. Pablo haalde hij uit het asiel en is sindsdien „zijn maatje voor het leven.” „Ik verlies veel te veel als ik weer zou gebruiken, dat zou ik niet eens overleven.”
Maar, vult hij aan: „Je moet jezelf bezig houden, verveling is funest.” Hij gaat hierover wel eens in gesprek met jongeren die nog in het begin staan. Ook heeft hij de banden verbroken met zijn oude vriendengroepen. „Zodat ze je niet kunnen verleiden. Dat ze zeggen: eentje dan? Nee, eentje is te veel en duizend is niet genoeg.”
Cocaïne
Wat is cocaïne?
Cocaïne wordt uit cocabladeren gehaald en werd in 1855 ontdekt. Het werd aanvankelijk onder meer in de geneeskunde gebruikt. Het wordt verkocht als wit poeder. Het is een harddrug en daarom mag je het niet bezitten, bewerken of verhandelen. Gebruik is niet strafbaar.
Wat is de prijs?
Cocaïne kost gemiddeld 50 euro per gram.
Wat zijn de gewenste effecten?
Een opgewekt gevoel, meer energie en zelfvertrouwen, makkelijker praten. Het effect (bij snuiven) neemt af na ongeveer een half uur, maar het duurt veel langer voor de gebruiker weer nuchter is.
Wat zijn de ongewenste effecten?
Opgefokt zijn, angstig, wantrouwig, verward. Zelfoverschatting, agressiviteit. Uitputting, depressieve gevoelens en schade aan hart en bloedvaten. Op lange termijn verzwakking van het lichaam, risico op waanvoorstellingen en psychoses.
Naast ongewenste effecten voor de gebruiker zijn er ook nadelige gevolgen voor de samenleving, denk aan criminaliteit en geweld dat met productie en handel gepaard gaat.