De provincies Groningen en Drenthe hebben zich in 1943 schrap moeten zetten voor een nieuwe Duitse invasie. Niet van soldaten, maar van vrouwen en kinderen die geen huis meer hadden door bombardementen.
Het valt sinds deze week te lezen in stukken van het kabinet van de commissaris van de Koningin van Drenthe, die nu openbaar zijn geworden. Ze lagen met een berg andere stukken in het Drents Archief te wachten op verjaring van de geheimhoudingstermijnen.
De stukken vormen nieuw voer voor onderzoekers.
In het archief van de Drentse commissaris zit een brief van het Departement van Binnenlandsche Zaken, waarin gemeld wordt dat Drenthe plaats moet inruimen voor 12.000 'Duitsche oorlogsslachtoffers'. Hetzelfde gold voor Groningen en Gelderland, terwijl Overijssel, Noord-Brabant en Limburg moeten rekenen op nog wat meer.
Al met al moesten de provincies aan de 'voormalige' grens woonruimte regelen voor zo’n 100.000 Duitsers, die huis en haard moesten verlaten. In 1943 waren de bombardementen op de Duitse steden in volle hevigheid los gebarsten en er moest een uitwijkmogelijkheid worden geregeld.
De burgemeesters werden op 26 oktober 1943 bij elkaar geroepen op het provinciehuis om de kwestie te bespreken. Volgens het verslag was het 'geen gemakkelijk onderwerp'. Binnen tien dagen moest elke burgemeester een lijst overhandigen van particuliere woningen die gevorderd kunnen worden.
Volgens een voorlopige verdelen per gemeente zou Assen voor 1200 mensen ruimte moeten vinden, Emmen zelfs 1500, Meppel 1250, gemeenten als Norg en Diever 150 en Coevorden 500.
Ze moesten ook nog eens gemeubileerd zijn, de bedden voorzien van beddengoed en niet allemaal bij elkaar. Er stond dan wel een zekere schadevergoeding tegenover, maar het zou een flinke commotie opleveren, zo voorspelden de burgemeesters ter vergadering al wel.
In de nu openbaar geworden correspondentie wordt al wel gewezen op huizen van weggevoerde joden, die vaak gemeubileerd en wel beschikbaar zijn. Het leek de heren bestuurders beter om volledige huizen beschikbaar te stellen door de bewoners elders onder te brengen dan om alleen kamers te vorderen. In de richtlijnen voor de burgemeesters stond nog wel dat NSB’ers en andere 'Deutschfreundlichen' de keus gelaten kan worden om evacués in huis te nemen.
Uit een bewaard gebleven pamflet wordt duidelijk dat iedereen de kans liep om zijn huis binnen 48 uur te moeten verlaten. Alleen spullen 'tot persoonlijk gerief' en waardevolle zaken mogen dan worden meegenomen en er wordt huur betaald.
Het staat wel vast dat het de aangekondigde invasie uiteindelijk niet zo’n vaart liep. Hoeveel Duitse evacués uiteindelijk in Drenthe en Groningen zijn ondergebracht is niet duidelijk. De indruk bestaat dat het er beduidend minder geweest zijn dan aangekondigd.
In de nu openbaar gemaakte stukken valt verder te lezen hoe gemeentebesturen zijn omgegaan met vervanging van wethouders en topambtenaren. Zoals gemeentesecretaris Johan Grotenhuis van Sleen, die de gemeente liever kwijt dan rijk was. Hem werd een diefstal van laarzen in de schoenen geschoven en hij zou naar de Engelse zender hebben geluisterd om ontslag mogelijk te maken.
Commissaris Bouma trapte er niet in.
Ook opmerkelijk: de lijsten van bezittingen van gedetineerden in het huis van bewaring in Assen en de namen van Drenten die in 1942 en 1943 in Oost-Europa hebben gevochten of daar plaatsvervanger waren van boeren op boerenbedrijven.