Beeld van de Arrado watervliegtuigenfabriek in het Oost-Duitse Warnemünde. Foto: Eigen collectie
Zeker een half miljoen Nederlandse mannen werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen in nazi-Duitsland. Onder hen vele duizenden noorderlingen. Enkele nabestaanden willen hun namen, verhalen, foto’s en materialen aan de vergetelheid onttrekken.
Boerenzoon Pieter Feiken uit Smilde kreeg als 19-jarige een oproep om in Duitsland te werken. Het was 1943, de tijd van de Arbeitseinsatz. De Duitsers haalden jongemannen uit het buitenland, omdat de eigen arbeidskrachten nodig waren om te vechten.
Feiken zag geen kans om onder te duiken. Het gezin waar hij naar toe zou gaan durfde het uiteindelijk toch niet aan. Bang voor de meedogenloze vergelding als ze ontdekt werden.
En dus stapte Feiken op 18 juni op de trein naar Duitsland, in gezelschap van acht leeftijdsgenoten uit Smilde. Ze werden veelal tewerkgesteld in bestaande Duitse fabrieken waar ze sliepen in bijgeplaatste barakken.
Feiken kwam terecht in Warnemünde, een badplaats aan de Oostzeekust. Hij moest er aan de slag in de Arrado watervliegtuigenfabriek. Het omheinde gebied voelde als een gevangenis. Alleen op zondag mochten de Nederlanders het terrein even verlaten.
Pieter Feiken Foto: Eigen collectie
Oorlogsmachinerie
Het verhaal van Feiken gaat over angst, lef en vriendschap. Het staat symbool voor de ervaringen van vele andere jongemannen die gedwongen arbeid verrichtten in de oorlogsmachinerie van nazi-Duitsland. Meer dan 30.000 dwangarbeiders kwamen om door honger, ziekte, mishandeling en geweld.
Veel tewerkgestelden die het overleefden konden of wilden daar later niet over vertellen. Uit schaamte, onmacht of omdat ze getraumatiseerd terugkeerden. Tim Overdiek schreef daar ook over in het boek Zwijgende Vaders.
Deze mannen werden vaak met de nek aangekeken of beschimpt, omdat ze voor de Duitsers hadden gewerkt. Overdiek noemt het een weggemoffelde periode. Hij wil de ‘slapende verhalen wakker schudden.’ Zijn boek gaat over zijn zwijgzame vader Paul.
,,Mijn opa zweeg niet’’, zegt kleindochter Annemarie Houkes over haar opa Pieter Feiken. ,,Mijn broer, die net als ik geschiedenis studeerde, heeft opa zelfs nog uitgebreid geïnterviewd voor een opdracht van de universiteit. Hij vertelde altijd veel over zijn tijd in het werkkamp.’’
Bombardement
Ook deelde Feiken zijn ervaringen in een persoonlijk verhaal voor Levend Verleden (tijdschrift van Historische Vereniging Smilde, red.). Bijvoorbeeld over het ‘vliegeralarm’ dat waarschuwde voor een mogelijk bombardement van de geallieerden. ,,Dan kneep je hem wel’’, schreef hij.
Feiken was nog maar kort in Warnemünde, toen de geallieerden het gebied daadwerkelijk bombardeerden. Het zorgde voor angstige momenten in een geïmproviseerde bunker, temidden van zijn kameraden. Er werd gebeden, gevloekt, gezongen en gehuild. De schuilplaats werd niet getroffen, het fabriekscomplex wel.
Beeld van de Arrado watervliegtuigenfabriek in het Oost-Duitse Warnemünde. Foto: Eigen collectie
Er waren echter ook betere momenten. Zwemmen in de Oostzee, contacten met de lokale bevolking. ,,Niet iedere Duitser was een nazi’’, stelde Feiken. Het haalde de scherpe kantjes van de angst en onzekerheid over wat hem te wachten stond.
,,Ergens was mijn opa ook wel nieuwsgierig naar die nieuwe, onbekende wereld’’, vertelt zijn kleindochter. ,,Hij kende alleen Smilde en omgeving. En, ook niet onbelangrijk: in Duitsland was hij vrij van de druk van zijn nogal autoritaire vader.’’
In Warnemünde werkten Feiken en zijn kameraad Cornelis ten Cate, die ook uit Smilde kwam, aanvankelijk in de fabriek en verbleven ze in een van de barakken. Later kregen de Drenten een eenvoudig kamertje boven de stallen toegewezen, nadat ze zich hadden aangemeld voor de verzorging van de paarden.
Stervenskoud
In de winter was het er stervenskoud. ,,Maar opa was niet op zijn mondje gevallen’’, zegt Houkes. ,,Bij zijn Duitse chef vroeg hij om verwarming. Dass müssen Sie ‘regelen’, zei hij. Pieter was weliswaar jong, maar niet bang uitgevallen.’’
Feiken en Ten Cate vervoerden ook het eten dat Oekraïense vrouwen in de gaarkeukens hadden gemaakt. Eenvoudige kost voor de werkers in de fabriekshallen. ,,Het eten werd steeds slechter’’, noteerde Feiken in Levend Verleden. ,,Ook sloeg de verveling toe. We spraken vaak met elkaar over thuis en over de Hollandse meisjes die je miste. Of hoe je de Duitsers had beduveld met het werk in de fabriek.’’
Giovanni Savazzi Foto: Eigen collectie
Italiaans hulpje
Op een dag kreeg Feiken bij de werkzaamheden een hulpje toegewezen. Een Italiaanse jongen. Deze Giovanni Savazzi, afkomstig uit de Povlakte, was ook boerenzoon en evenoud als Feiken. ,,De Italianen hadden het een stuk zwaarder’’, zegt kleindochter Houkes. ,,Ze werden nog slechter behandeld dan krijgsgevangenen. Giovanni werd soms ook mishandeld door de bewakers.’’
Om zijn Italiaanse compaan en enkele andere landgenoten, die vaak aangewezen waren op een waterig aardappelsoepje, wat extra’s toe te stoppen smokkelde Feiken eten mee. Verborgen in een emmer onder de paardenbok.
Houkes: ,,Als hij controle kreeg en de emmer werd ontdekt zei mijn opa: ‘Dat is voor de hond’.’’ In principe klopte dat ook, want het eten was voor de hond van zijn Duitse chef. Alleen kon je met de hoeveelheid bijna een hele kennel te eten geven. ,,Maar dat kwam niet in de bewakers op.’’
De communicatie tussen de Drent en de Italiaan was wel een dingetje. Om elkaar te kunnen begrijpen ontwikkelden ze een eigen taal. Een mengelmoes van Nederlandse, Italiaanse, Duitse en Russische woorden. Maar het werkte.
Barre tocht
Toen het gebied in mei 1945 door de Russen werd bevrijd wisselden beide mannen foto’s en plaatsnamen uit. Daarna volgde een barre tocht naar Nederland. Te voet, liftend, slapend in schuren of gewoon in het open veld. Moe en smerig bereikten ze ons land. ,,Onze groep was uitgedund tot vijf man’’, schreef Feiken in Levend Verleden.
Het laatste stuk naar Smilde legde hij op een geleende fiets af. Op 5 juni 1945 arriveerde Feiken op de boerderij van zijn dolgelukkige ouders aan de Vaartweg. De periode van bijna twee jaar in Warnemünde had zijn leven veranderd. ,,Opa zat vol verhalen en deelde die ook met ons’’, vertelt Houkes. Waarbij zijn vriendschap met Giovanni Savazzi altijd weer ter sprake kwam.
Toch duurde het nog bijna dertig jaar voor de twee elkaar weer zouden zien. Met dank aan de Italiaan die vanuit zijn woonplaats Pomponesco op de bonnefooi naar Nederland reed, een reis van 1300 kilometer. Hij hoopte uit te komen bij de woonplaats van zijn vriend, weldoener en redder.
Houkes: ,,Het Italiaanse gezin had een landkaart van Nederland meegenomen, maar daar stond Smilde niet op. In Meppel hebben ze vervolgens de weg gevraagd naar Smuulde en daar de foto van mijn opa laten zien met de vraag: weet u waar deze man woont?’’
Weerzien vol emoties
En zo draaiden in 1973 opeens twee auto’s met Italiaanse kentekens het erf van de boerderij van de familie Feiken op. Giovanni kwam met zijn vrouw, beide kinderen, schoonzoon, zijn schoonzus en haar zoon en zijn verloofde. Het werd weerzien vol emoties. Pieter en Giovanni vielen elkaar in de armen en praatten zo in hun eigen bedachte taal verder. Vijf dagen lang bleven de Italianen in Smilde en vierden ze elke dag feest.
Bij hun vertrek spraken ze af dat de Drenten snel een tegenbezoek zouden brengen. In 1974 was dat al het geval. Giovanni vertelde aan iedere dorpsgenoot die het maar horen wilde dat Pieter hem in leven had gehouden. Ook spraken beiden af dat hun verhalen levend gehouden moesten worden en dat de wederzijdse kinderen elkaar moesten blijven opzoeken.
Dat gebeurde. Nog altijd hebben beide families contact en bezoeken ze elkaar. Pieter Feiken overleed in 2013 op 89-jarige leeftijd. Giovanni Savazzi stierf in 2020, op 96-jarige leeftijd.
Maar hun verhalen leven voort.
Website als platform voor nabestaanden tewerkgestelden
Om de verhalen over de tewerkgestelden met andere nabestaanden te kunnen delen of om juist meer te weten te komen over wat vader of opa in nazi-Duitsland hebben meegemaakt, is een speciale website opgetuigd.
Die site moet fungeren als een soort platform. Afgelopen jaar zijn de archieven van het Rode Kruis opengegaan, zodat nabestaanden konden nagaan of hun vader, opa of oom in Duitsland tewerkgesteld was geweest.
,,Helaas is een heel groot deel van die archieven verloren gegaan en is dus maar een deel van alle namen bekend’’, weet Annemarie Houkes, een van de initiatiefnemers van de website. ,,Voor veel nabestaanden levert hun zoektocht dus niets op.’’
Wel is er een lijst met 127 namen van twee reünies van ex-tewerkgestelden uit 1981 en 1987. Hierop staan onder anderen 52 Drenten, 29 Groningers en 3 Friezen. ,,We willen deze lijst niet zomaar openbaar zetten op de website’’, zegt Houkes. ,,Mensen kunnen ons wel vragen of de naam van hun familielid erop staat.’’
Samen met Albert Brunsting uit Meppel beheert ze de website. ,,We verzamelen op dit moment zoveel mogelijk informatie van nabestaanden, inclusief foto’s en materialen uit die tijd.’’ Haar opa Pieter Feiken had onder meer een tabaksdoosje gemaakt van vliegtuigmateriaal, met een foto van zichzelf, dat hij voor kerst 1944 naar zijn ouders stuurde.
Houkes hoopt volgend jaar, bij de viering van 80 jaar bevrijding, nog een reünie te kunnen houden met alle (klein)kinderen van de mannen die tijdens de oorlog gedwongen in Duitsland hebben gewerkt.
,,Wat ik zo mooi vind aan de generatie van mijn opa is dat deze mensen zich altijd maatschappelijk verantwoordelijk hebben gevoeld. Opa ging later in het schoolbestuur, was scriba van de kerk en speelde bij de lokale muziekvereniging. Giovanni was politiek actief in de gemeenteraad en zong in een kerkkoor. Ze ondersteunden na de oorlog de gemeenschap in een dorp.’’