De 7-jarige Olivier ging al vier keer naar de show van Freek Vonk. Foto: Rob van Dullemen
Holy moly! Het is de bekende enthousiaste uitroep van bioloog Freek Vonk, als er een gigantische walvishaai langszwemt of wanneer hij een ’unit’ van een anaconda bestudeert. Vonk is mateloos populair, en hij is niet de enige dierenexpert die het goed doet in de media en onder kinderen een grote schare fans vergaart. Waar komt die populariteit vandaan? En is de dierenliefde die zij overbrengen blijvend?
De 7-jarige Olivier van Kordelaar Roethof is misschien wel de állergrootste Freek Vonk-fan van Nederland. Vier keer ging hij al naar een show van de bioloog in Afas Live, hij heeft een abonnement op het blad Wild van Freek en heeft alle afleveringen van zijn televisieprogramma’s allang gezien, toch kijkt hij er nog elke dag naar.
Ook nu – op een dinsdagmiddag – zit hij even bij te komen van school met een koekje en Freek Vonk op de buis, tot hij plots opstaat. „Weet jij hoe een ijsvogel eruitziet?” Hij pakt er een A4’tje bij, waarop hij de kleurrijke vogel nauwgezet heeft nagetekend. Net zoals de Schotse Hooglanders die bij zijn opa en oma in de wei staan en de capibara die hij in Suriname zag.
„Ik ken wel duizend soorten!”, zegt hij enthousiast, terwijl hij naar de tuin loopt, waar een grote bak met padden staat, allemaal eigenhandig gevangen in de tuin door hemzelf. „Ze ademen door hun huid, daarom moeten ze altijd vochtig zijn, anders nemen ze geen zuurstof op.” Door naar zijn kamer, waar – volgens een globale telling – zo’n vijftig dierenboeken liggen. Hij laat gevonden schedeltjes zien, een kalkoenei (‘die heb ik zelf leeg geblazen, dat was heel zwaar’) en fossielen. Elke dag is Olivier op zoek naar beestjes. Vandaag gaat hij naar een grasveld met koeien in de buurt. „Daar is een slootje en zijn veel kikkers te vinden.”
Grote Freek Vonk-fan
Olivier is misschien een uitzonderlijk grote Freek Vonk- en dierenfan, toch staat hij zéker niet alleen in deze liefde. Dat bewijzen alleen al de ruim 85 shows die Freek Vonk in Afas Live heeft gehouden en die steevast uitverkocht zijn. Of de tientallen programma’s die hij presenteerde (van Freeks Wilde Wereld, De Super Freek Show tot Freeks Saturday Night Safari). Het bedrijf achter Freek Vonk – Studio Freek – telt volgens LinkedIn tussen de 11-50 werknemers en de Freek Vonk-merchandise lijkt eindeloos. Op zijn site kun je kalenders, knuffels, boeken, dekbedden, walkietalkies en nog vele andere producten in Freek Vonk-thema kopen.
Met zo veel Freek Vonk is de markt wel verzadigd, zou je zo denken, maar hij is lang niet de enige bioloog/dierenexpert die het goed doet bij kinderen. Denk aan Sterrin Smalbrugge, die de populaire kinderpodcast Sterrin’s dierenencyclopedie presenteert. Mátyás Bittenbinder, die onderzoek doet bij Naturalis in Leiden, meerdere kinderboeken schreef en regelmatig te zien is in Het Klokhuis.
Floris Göbel, die ook een kinderboek op zijn naam heeft staan en het Zapp-programma Aanpoten met Floris presenteerde. Of Auke-Florian Hiemstra, óók de maker van een kinderboek en onder meer bekend van het kinderprogramma Willem Wever. Waarom lijken alle programma’s, boeken, tijdschriften en theatershows die met dieren en natuur te maken hebben, zo enorm aan te slaan onder kinderen?
Sterrin Smalbrugge is reptielendeskundige en maakt een podcast voor kinderen. Foto: Martijn Beekman
Om die vraag te beantwoorden wenden we ons eerst tot een oude rot in het vak: bioloog Midas Dekkers. Hij schreef vele kinderboeken en presenteerde in de jaren tachtig en negentig kinderprogramma’s als Max Laadvermogen en Pootjes. Volgens hem is de liefde voor dieren en natuur bij kinderen van alle tijden. „Dat is niet gek. Bij kinderen staat iedereen boven hen en ze moeten constant gehoorzamen aan ouders en onderwijzers. De enigen waar ze zelf baasje over kunnen spelen, zijn dieren.”
‘Voor kinderen is het plasticprobleem belangrijker’
Volgens de Leidse bioloog Auke-Florian Hiemstra is de fascinatie van kinderen voor natuur en dieren tweeledig. De eerste aanleiding is een ’beetje stom’, zegt hij. „Het gaat niet goed met de natuur en kinderen zijn erg gericht op de toekomst, omdat het hún toekomst is. Voor kinderen is iets als het plasticprobleem daarom veel belangrijker dan voor volwassenen. Kinderen hebben het gevoel: we moeten iets doen! Ze zijn strijdbaar.”
Auke Florian is onder meer bekend van het kinderprogramma Willem Wever.
Foto: Ilva Stoelwinder
De andere reden dat natuur- en dierenprogramma’s het volgens hem zo goed doen, is gelukkig vrolijker. „Natuur is een avontuur op zich”, zegt Hiemstra. „Ik ben voornamelijk gespecialiseerd in stadsnatuur en als je eenmaal weet hoeveel er te ontdekken valt, laat het je niet meer los. Eigenlijk heeft de populariteit van dieren dezelfde oorzaak als waarom kinderen van Pokemon Go houden. Met die app ga je op zoek naar Pokemonfiguren; in de natuur kun je op zoek naar – ik noem maar wat – bijzondere kevers.”
Mátyás Bittenbinder schreef een kinderboek over gevaarlijke planten. Foto: Marcel Molle
Hoopgevend, vinden biologen zoals Mátyás Bittenbinder en Auke-Florian Hiemstra het, dat kinderen zo om de natuur geven, maar bioloog Midas Dekkers heeft een pessimistischere kijk. „Ik word er ook warm van als ik een jongetje met een schepnet bij de waterkant zie staan, maar ik ga al een tijd mee, heb de hele cyclus al meegemaakt en moet helaas concluderen: dieren zijn bij kinderen populair totdat ze in de puberteit komen. Dan gebeuren er gekke dingen: de meeste jongens beginnen dan een heel grote interesse te krijgen in mensen van het vrouwelijk geslacht en dan zakt als vanzelf de liefde voor de dieren weg en begint de ellende. Ze willen kinderen maken, hebben een huis en auto nodig en opeens zijn ze niet meer voor de hertjes, maar voor huizenbouw en moet het weiland waar ooit hertjes stonden worden volgebouwd. Kinderen verhouden zich tot volwassenen zoals een rups zich tot een vlinder verhoudt. Een vlinder weet echt niet meer wat hij dacht en deed toen hij een rups was, hoor.”
Oude rot Midas Dekker: niets meer dan entertainme
Natuurprogramma’s hebben volgens Dekkers dan ook weinig zin. „Het is een puur vermaak, entertainment, meer niet.” Zeker zoals de programma’s nu worden gemaakt, betoogt hij. „In mijn kindertijd werden natuurprogramma’s gepresenteerd door reislustige oude heren, die naast een bloemstuk vertelden hoe mooi de natuur was. Dat was destijds mede een godsdienstige kwestie. Later kregen natuurprogramma’s – toen ook de milieubeweging opkwam – gelukkig een andere insteek: men wilde niet meer de hemel verdedigen, maar de aarde.’’
De programma’s die nu worden gemaakt, hebben weer een andere invalshoek, zegt Dekkers. Hij vindt ze vaak te veel gericht op sensatie. „Ik heb mijn hele leven mijn best gedaan om te benadrukken dat wij mensen onderdeel zijn van de natuur. De natuur is niet iets om héén te gaan, de natuur ben je zélf. En nu hebben we een populaire kinderbioloog die niets anders doet dan benadrukken hoe sterk de klauwen van die beesten wel niet zijn en hoe erg je ervoor moet oppassen. Dat is nu juist wat we níét moeten doen. Door zulke natuurprogramma’s wordt het onderscheid tussen mens en dier versterkt in plaats van verkleind.”
Verbindende werking van tv-biologen
Bioloog Mátyás Bittenbinder ziet dat anders. Hij denkt dat de ’televisiebiologen’ van nu wel degelijk bijdragen aan liefde voor dieren en natuur. „Ik denk dat biologen – onder wie Freek Vonk – juist heel verbindend werken. Er wordt heus benadrukt dat mensen onderdeel zijn van de natuur, zij het op een wat spectaculairdere manier.”
Hij denkt dat natuurprogramma’s blijvend bijdragen aan een betere wereld. „Ik vind het heel goed om jonge kinderen al kennis mee te geven over biodiversiteit, klimaatverandering en andere problemen die de aarde bedreigen. Kijk naar iemand als Boyan Slat, die een profielwerkstuk maakte over hoe we plastic uit de oceanen kunnen vissen en daar – nu hij volwassen is – heel goed mee bezig is. Zijn bedrijf The Ocean Cleanup heeft al meer dan tien miljoen kilo plastic uit zee gehaald. Dat is een voorbeeld van één persoon, die echt het verschil maakt. Daarom denk ik: natuurprogramma’s hebben zeker zin. Niet iedereen hoeft een enorme natuurvriend te worden, maar als je één iemand al inspireert, kan dat een enorm effect hebben.”
Steve Irwin was de beste ambassadeur van de natuur ooit
Voor Bittenbinder was het van jongs af aan al duidelijk dat hij voor anderen over de wonderen der natuur wilde vertellen, al durfde hij daar lange tijd niet voor uit te komen. „Mijn voorbeeld was Steve Irwin. Hij was de beste ambassadeur van de natuur ooit. Hij wist de fascinatie voor dieren die mensen griezelig vonden – spinnen, slangen, krokodillen – aan te wakkeren. Toen ik hem zag, wist ik: dit is mijn droom. Toen ik vervolgens biologie ging studeren en onderzoek ging doen naar slangengif werd die droom aangewakkerd. Ik dacht: ik denk dat andere mensen het ook tof vinden om hierover te horen. Ik heb destijds veel op televisie en radio over mijn onderzoek gesproken. Ik heb daarbij veel aan Freek Vonk gehad. Hij kon me vertellen over het werk en heeft ook klussen naar me toegeschoven.”
Volgens Bittenbinder is de weg naar de meer spectaculaire dieren- en natuurprogramma’s die je nu veel ziet vrijgemaakt door Vonk. „Hij heeft laten zien dat hier in Nederland ook ruimte is voor programma’s over exotische dieren en planten.” Er waren altijd al natuurprogramma’s, maar wat er nu te zien is, is heel anders dan de programma’s van de oude generatie, zegt hij. „De programma’s van nu hebben totaal andere onderwerpen en worden met een heel andere energie gemaakt.”
Natuur schuift niet aan in talkshow
Hiemstra ziet dat de rol van biologen steeds urgenter wordt, omdat het niet goed gaat met de natuur. „Als bioloog heb je – vind ik – de plicht om over te brengen hoe mooi de natuur is en hoe erg het zou zijn als die er niet meer is”, zegt hij, over de reden waarom hij zo vaak in de media te zien is. „Als je eenmaal zo gefascineerd bent door de natuur als ik, denk je: dit móéten mensen weten. De natuur is overal om je heen, maar als je daar niet op let, mis je constant allerlei fascinerende schouwspellen.’’
,,Daarnaast kan de natuur niet aanschuiven in een talkshow of kinderprogramma. Je hebt daarom biologen nodig die vertellen hoe bijzonder het allemaal is. Als bioloog zie ik het als mijn plicht om de stem van de natuur te zijn – en ik probeer dat zo goed mogelijk te doen. Ik zou het vreselijk vinden als mensen denken: natuur is iets van het buitenland. Merels en duiven zijn misschien algemeen, maar dat betekent niet dat ze niet bijzonder zijn. Juist dieren die dicht bij de mens wonen, hebben heel interessante verhalen.”
Of de markt nu verzadigd is? Auke-Florian Hiemstra denkt van niet. „Elke bioloog spreekt zijn eigen publiek aan”, zegt hij. Zo is Freek Vonk vooral op zoek naar avontuur en komt hij dicht bij ’gevaarlijke dieren’, Bittenbinder is gespecialiseerd in slangen en Hiemstra maakt zich hard voor stadsnatuur. „Ik zou daarom elke bioloog willen aanmoedigen: word ambassadeur van het onderwerp waarin je je verdiept. Dat is zo belangrijk.”
Goed nieuws voor Olivier, want hij kan niet wachten om later als bioloog zijn fascinatie voor dieren over te brengen aan anderen. Wat zijn thema wordt weet hij nog niet – ’ik vind álle dieren leuk’ - maar dát hij onderzoek wil doen en daarover wil vertellen, dat weet hij zeker, zegt hij, terwijl hij zijn regenlaarzen aantrekt. Hij denkt even na en zegt: „Woestijnadders! Die vind ik toch het interessantst. Ik hou van reptielen. Wist je trouwens dat er nog maar honderd woestijnleeuwen leven?” Die wetenschap maakt hem verdrietig, zegt hij. „Ze wonen in een gebied dat iets groter is dan Nederland. Honderd... dat is echt héél weinig.”
Met emmer en teiltje gaat Olivier op pad, de natuur in. Foto: Rob van Dullemen
Olivier stapt naar buiten, gewapend met een metalen emmertje en wit afwasteiltje. Op naar de koeienwei, om de hoek. „Hee, er is een nieuwe koe”, roept hij. „Die met die witte kop, die was er eerder nog niet.” Hij klimt over het hek. „We moeten de koeien goed in de gaten houden”, zegt hij, een beetje angstig. „Ze kunnen gevaarlijk zijn. Hou jij de wacht?”
Oppassen voor de koeien
Hij stapt door de modder en speurt de drassige stukken af naar kikkers. Boink, daar valt hij op zijn billen. Op de achterkant van zijn lichte ribbroek een grote moddervlek. Met een kind als Olivier moet je vaak wassen, beaamt zijn moeder Mildred. Als de koeien richting Olivier lopen, wordt het hem te heet onder zijn voeten. „Ze komen, weg hier!”, met versnelde pas loopt hij richting het hek en kruipt onder het prikkeldraad door.
Hopelijk is er in het naastgelegen bos meer kans op succes. „Ken je de Irrawaddydolfijn?”, vraagt hij, terwijl we ernaartoe lopen. „Zijn snuit is helemaal recht, helemaal plat. Of de Orinocodolfijn? Die leeft in rivieren en heeft juist een heel lange snuit.” Olivier huppelt door het bos en tilt boomstammen op, op zoek naar salamanders. „Ik heb een keer een kleine watersalamander gevonden”, vertelt hij ondertussen. „Die zijn heel zeldzaam!”
Hij springt op een boomstam in de ondiepe sloot. „Nee, hier ziet ook niets…” Als het etenstijd begint te worden, besluiten we de missie af te breken, al gaat Olivier liever door, naar een ander bos. Met een emmertje zonder padden, kikkers en salamanders keert hij – zichtbaar balend – naar huis. „Je kunt niet altijd geluk hebben en vinden wat je zoekt”, spreek hij zichzelf moed in. Dat lukt zelfs Freek Vonk niet.