Vincent van Gogh, Bruggen over de Seine bij Asnières, 1887, Olieverf op doek, 53,5 x 67 cm, Sammlung Emil Buhrle, in langdurig bruikleen bij Kunsthaus Zürich Foto: Van Gogh Museum
Wanneer werd lelijkheid de nieuwe norm in de schone kunsten? Het Van Gogh Museum deed onderzoek en vond het antwoord: eind 19de-eeuw, even buiten Parijs aan de Seine.
Vincent van Gogh zit aan de oever van de Seine en schildert wat hij om zich heen ziet. Het is bij Asnières, een voorstad die inmiddels door de stad Parijs is opgeslokt. De bovengrondse metro rijdt daar tegenwoordig tussen flatgebouwen en woonkazernes.
Maar in Van Goghs tijd was het voorstadje nog heel landschappelijk, dus verwachten we een groene wereld, eilandjes met bloemen en een aantrekkelijk riviergezicht.
Maar alles verandert, eind negentiende eeuw, van landelijk naar industriegebied. Zo kijken we met Van Gogh mee omhoog langs de pijlers van een spoorbrug – een stoomtrein dendert er juist overheen. Al dat gietijzer, al dat metselwerk, verpieterd gras en verderop een volgende brug, voor voetgangers en verkeer. Het ruikt er naar stookolie, naar de rook van locomotieven, naar mannenpis, zoals onder alle spoorbruggen.
Lelijkheid in plaats van schoonheid
Je verwacht bij Van Gogh een kleurig Frans landschap, maar hij schilderde industriële doorkijkjes. Wat is er met de schilderkunst gebeurd? Sinds wanneer heeft lelijkheid de plaats ingenomen van schoonheid?
Van Gogh is niet de enige die de lelijke voorsteden aan de Seine-oever zit te schilderen. Zijn schilderbroeders Signac, Seurat, Bernard en Angrand doen hetzelfde: spoorbruggen, fabrieken, etablissementen, woonkazernes in aanbouw, stoombootjes, gashouders, een buitenwijk in aanbouw, vestingwerken. Post-impressionisme werd dat genoemd. Waar kwam dat vandaan?
Het begon in 1880 met Georges Seurat, de schilder van de stippeltjestechniek, het pointillisme. Hij verhuisde met zijn familie naar Asnières en verkende de oevers van de Seine. Twee jaar later schilderde Signac dezelfde onderwerpen. In het najaar volgde Charles Angrand.
Schilderen aan de Seine
Seurat ontdekte het Seine-eilandje La Grande Jatte dat in 1884 de locatie zou worden van zijn wereldberoemde schilderij Een zondag op La Grande Jatte. In dat jaar zien we Emile Bernard samen met Van Gogh aan de Seine zitten schilderen. Weldra ook bij andere voorsteden zoals Giverny, Courbevoie, Levallois.
In de jaren daarna hangt hun werk op exposities in Parijs waar iedereen zich verwondert over de vernieuwingen in de kunst van de Seineschilders met al die lelijke onderwerpen en nieuwe technieken die langzamerhand toch iets moois blijken te hebben. Daar kwam nog wat bij: schrijvers als Émile Zola en Joris-Karl Huysmans beschreven vanaf 1880 bloemrijk het uitzicht vanaf de noordelijke vestingwerken over de armoedige arbeiderswijken, zoals De Maupassant de keerzijde beschreef: boottochtjes en terrasjes aan het water.
Dat schilderden de schilders ook, dat zien we op de tentoonstelling in het Van Goghmuseum terug. Zowel de idylle en het vermaak als het grauwe decor van het arbeidersleven. Waarbij een beroete fabriekspijp even spannend om te schilderen bleek te zijn als een zomerjurk in een klaprozenveld. De schoonheid van het lelijke werd een nieuwe standaard.
‘Van Gogh aan de Seine’, Van Gogh Museum, Amsterdam. Open: dagelijks 9-18 uur. T/m 14 januari 2024 (reserveren verplicht, www.vangoghmuseum.nl )