Een groep gasten voor vakantiehuis De Terrorist. Foto: archief
Een jaar na de bevrijding opent vakantiehuis De Terrorist op Ameland in 1946 de deuren voor weduwen en kinderen van gestorven verzetsstrijders en voor mensen die gewond of getraumatiseerd uit de Tweede Wereldoorlog waren gekomen. Ze gingen gratis op vakantie. Auke Zeldenrust dook voor zijn boek Oorlogstranen op Ameland de archieven in en sprak met nabestaanden.
Duitse barak bij paal 13
Het huis bij paal 13 is een oude barak die de Duitsers neerzetten in de duinen, als onderdeel van de Atlantikwall. Oud-leden van het Friese verzet kopen het na de oorlog voor het symbolische bedrag van 1 gulden en verbouwen het tot recreatieverblijf. Omdat de nazi’s mannen en vrouwen van de ondergrondse ‘terroristen’ noemden, krijgt het houten onderkomen deze geuzennaam.
Tot 1953 bezoeken ruim 2500 vrouwen, mannen en kinderen De Terrorist op Ameland. Ze zingen, spelen en dansen er. En ze delen als lotgenoten hun geschonden verleden. Zo kunnen ze op het Waddeneiland het verdriet van de vaste wal tijdelijk vergeten.
Boek en theater
Dit verhaal staat in het boek Oorlogstranen op Ameland van schrijver en journalist Auke Zeldenrust uit Leeuwarden dat dit weekend uitkomt. Zeldenrust dook de archieven in en sprak met tientallen nabestaanden van de Amelandgangers. Zo verzamelde hij tal van persoonlijke geschiedenissen, die alle tot op de dag van vandaag doorwerken
Op basis van Oorlogstranen op Ameland is een theaterstuk in de maak. De voorstelling met dezelfde titel zal in de eerste week van juni worden opgevoerd op het waddeneiland, onder regie van regisseur Job de Roo van theaterstichting Wolf uit Donkerbroek. Tickets en voorstellingsinformatie zijn binnenkort beschikbaar via www.stichtingwolf.nl.
Een ongewoon vakantiehuis
De dag begint als alle andere. In de deuropening van De Terrorist verschijnt een wat oudere man, in zwart gekleed, een schipperspet op met dezelfde kleur en in zijn mondhoek een sigaret. Hij steekt zijn neus in de lucht die gevuld is met dauw en blaast de rook naar de wolken. Zijn dagelijkse ritueel, net als het hijsen van de Friese en Nederlandse vlag. Dan wast hij zich onder de pomp, de plek waar iedereen zich straks opfrist.
Het tafereel ontgaat de mensen die in het vakantiehuis liggen te slapen. Ze kennen hem als Opa, de klusjesman. Hij harkt de tuin aan, schildert het houtwerk, schilt de aardappelen, verft strandhuisjes en verricht reparaties. En soms gidst hij jong en oud door bos en duin. Opa dankt zijn naam aan zijn grijze haren, trage tred en geschatte leeftijd, ergens boven de 70.
De rubberboot van vakantiehuis De Terrorist. Foto archief
Niemand weet hoe Opa echt heet. Zijn ware identiteit blijft op Ameland voor allen een mysterie en is later alleen in archieven te achterhalen. Tjerk de Vries, geboren op 28 oktober 1882 in Harlingen, tijdens zijn werkzame leven transportarbeider in de haven.
De ware identiteit van Opa
Zijn zoon Ben, verzetsstrijder bij de Knokploegen van Leeuwarden, wordt op 15 augustus 1944 samen met zeventien gevangenen gefusilleerd in Kamp Vught. Bijna een jaar later overlijdt zijn vrouw Jeltje, op 3 april 1945, een maand voor de bevrijding. Dat is de ware identiteit van Opa, die dezelfde littekens draagt als de gasten in De Terrorist. De klusjesman is hier derhalve op z’n plek.
De vlaggen wapperen in de zeewind. Opa steekt voldaan nog een sigaretje op en stiefelt terug naar De Terrorist. Daar schrikt om klokslag acht uur iedereen wakker van een schelle gong. Net zo luid schettert even later de stem van tante Truus, die aan de nieuwe gasten uitlegt dat dit het sein is om op te staan.
‘Wassen en aankleden, rap graag.’ Een half uur later volgt namelijk het tweede klanksignaal. ‘Ontbijten, iedereen aan tafel.’ Havermout, gort, karnemelk, brood en een eitje. Het moet veel en vooral gezond zijn, vergeet de oorlogsjaren met schaarste en slecht voedsel.
Het dagelijkse leven in de houten barak speelt zich af in een eetzaal met drie salon- en twee bijzettafels, een kantoor, veertien slaapkamers, een keuken en niet te vergeten de conversatiekamer, door de jeugd ook wel het Heilige der Heiligen genoemd.
Hier vloeien de tranen
Verboden terrein voor de kinderen in de avonduren, omdat hier tranen vloeien en weggestopt verdriet zich door het pantser wringt waarmee de vrouwen zich omhullen in de hoop hun kroost te vrijwaren van oorlogsleed. Jaren later zal blijken dat ze daar in veel gevallen niet in geslaagd zijn.
Behalve gesprekken over vroeger vullen twee fauteuils, twintig stoelen, een paar tafels, een Amerikaans huisorgel, een boekenkast en een sjoelbak het vertrek. Voor het dagelijkse nieuws liggen er drie kranten: het Friesch Dagblad met een christelijke signatuur, de Leeuwarder Courant en democratisch-socialistisch dagblad Het Vrije Volk. Ze worden jammer genoeg met een vertraging van drie dagen bezorgd.
Kletsen, spelletjes doen, een quiz in het raden van boektitels, rivieren en plaatsnamen of zelfs een modeshow met alles wat je maar aan kan trekken, het geschiedt in de centrale gespreksruimte. Ook wordt er veel gebreid, in die tijd een kostenbesparend karwei voor veel vrouwen. Ze fabriceren truien, sokken, wanten en sjaals voor hun kinderen, lekker goedkoop.
De favoriete bezigheid is echter het samen zingen bij het orgeltje dat tante Truus zelf bespeelt. Vaak geestelijke liederen, maar ook versjes uit een eigengemaakt zangboekje: ‘O hoe fijn, o hoe fijn, kan het daar zijn. Ameland, Ameland, bos en zee, duin en strand, bij jouw schoonheid voelt ieder zich klein.’ De samenzang werkt zichtbaar helend.
Als de lucht rood kleurt boven de duinen en de avond over Ameland valt, delen vrouwen in De Terrorist hun lol én hun lot. En als dat laatste haar te veel wordt, rent Freeke Dijkstra-Bouma, die met haar drie dochters op vakantie is, naar de veiligheid van haar slaapkamer en droogt haar tranen met een kussensloop.
Met vier anderen gefusilleerd
Freeke mist haar man Durk, die vlak voor de bevrijding van huis werd gehaald. Pas anderhalf jaar later hoort ze dat zijn lichaam is aangetroffen bij de IJsselmeerkust, waar hij met vier anderen is gefusilleerd. Niemand toont ze haar smart, integendeel. Iedereen vindt haar opgewekt en noemt haar Vlugge Griet. Ook haar kinderen krijgen niks te zien van mama’s smart, maar voelen het des te meer, zullen ze op latere leeftijd vertellen.
Even verderop in de conversatiekamer zit Sietske Boomsma aan. Moeder van vier kinderen, van wie de jongste zoon na de dood van zijn vader Jacobus is geboren, naar wie hij wordt vernoemd. Jacobus Boomsma was commandant van het verzet in district Sneek en werd op 6 november 1944 op de vlucht door de nazi’s neergeschoten.
Sietske probeert tevergeefs het gemis te verdringen in De Terrorist, waar ze vaak en graag komt. ‘Ik sprak er niet over maar dacht er des te meer aan. Ik heb elke nacht gehuild, maar overdag niet. Dat kon ik mij niet permitteren ten overstaan van mijn kinderen die nog klein waren. Zij hebben me nooit zien huilen. De tranen gingen naar de nacht.’
Afgeschermd van vroeger
Want kinderen moeten op Ameland leven in een andere wereld, afgeschermd van vroeger, ook al ontwaren ze soms teneergeslagen moederogen als ze terugkomen van het strand. Net zomin als hun mama’s spreken over de oorlog, doen de jongens en meisjes dat onderling ook niet.
De jongens en meisjes delen hun eigen geheimen in een zogenoemd kindertehuis met een tafeltennistafel, een strandwagen, een hobbelpaard, boeken en een kast vol met spelletjes. Ideaal voor als het buiten pijpenstelen regent of te koud is voor een duik in de zee.
Strandpret. Foto archief
Een rubberboot voor extra vertier
Buiten spelen is toch het allerleukst, ook voor de volwassenen. Schommelen op het strand, voetballen in het zand en uiteraard badderen in de Waddenzee. De leiding heeft een rubberboot aangeschaft voor wat extra watervertier, alleen voor logés die goed kunnen zwemmen. ,,Wel een beetje gevaarlijk maar gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd met de boot’’, zegt tante Truus.
Na een middag vol strandpret wacht tante Truus de gasten op. De maaltijd staat klaar en volgens haar schema moet iedereen om halfzeven aan tafel. ,,Loop niet in de helmbeplanting, dan waaien straks de duinen weg’’, roept ze wanneer een uitgelaten gezelschap plotseling boven de zanderige zeewering uitsteekt. Ze schikken zich aan een lange, goedgevulde tafel en vouwen de handen om te bidden en God te danken voor de mooie dag.
Na het eten zingt iedereen uit volle borst enkele liederen van Johannes de Heer. En terwijl De heilige stad klinkt, sluipt Opa weg voor zijn laatste klus. Vlug de beide vlaggen binnenhalen en dan zit zijn werkdag erop. Niemand weet waar Tjerk de Vries aan denkt als hij over de duinopgang slentert, zijn laatste rokertje in vlam zet en in de avondschemer bij paal 13 uit het zicht verdwijnt.
Paniek in de tent
Ze hebben thuis de grote voorjaarsschoonmaak achter de rug, het huishoudelijke ritueel waarbij zo’n beetje de hele woning een beurt krijgt. Gordijnen gereinigd, vloerkleden uitgeklopt en de kasten opgeruimd. En als alles glimt door boenwas en zeep, trekken de vrouwen de deur met een gerust hart achter zich dicht.
Ze gaan op reis, naar Ameland. Het is dinsdag 13 mei 1952, de eerste groep van het nieuwe vakantieseizoen is onderweg naar De Terrorist.
Een warme en hartelijke ontvangst
Ondertussen bestudeert tante Truus de gastenlijst, met daarop een paar hartpatiënten, een zwaar overspannen weduwe en een getraumatiseerde Joodse vrouw die verschillende concentratiekampen heeft overleefd. Straks, bij aankomst, krijgt ze hun oorlogsverhalen uitgebreid te horen. In haar kantoor zullen tranen vloeien, weet de directrice uit ervaring. Maar eerst is er een warme en hartelijke ontvangst.
Vakantiehuis De Terrorist. Foto archief
Dan arriveert de bus, de deuren gaan open en 29 gasten springen eruit. ,,We willen graag met z’n allen op één kamer.’’ Het dringende verzoek is afkomstig van Hendrikus Wilhelm de Bruin uit Boelenslaan, die samen met zijn vrouw Rikstje en beide dochters Gerty en Janneke het eiland voor het eerst aandoet.
,,Ik heb een zwakke gezondheid en moet goed op mezelf passen. Ik kan daardoor niet meedoen met de groep’’, verklaart de 51-jarige man die in de oorlog illegale bladen als Trouw en Vrij Nederland rondbracht.
Zijn dekmantel was zijn nering, als handelaar van borstels en textielwaren kwam Hendrikus bij veel mensen over de vloer. Ook hielp hij onderduikers aan een veilig adres. De verzetsstrijder overleeft de oorlog, maar de voortdurende spanning van die tijd voelt hij nog altijd in zijn botten.
,,Ik kan niet meer werken, zit elke dag thuis. Ook mijn vrouw lijdt onder mijn ziekte, is erg gespannen en zenuwachtig, weet u’’,vervolgt hij zijn relaas aan de directrice. Dus ja, een eigen familiekamer graag. Of Truus dat kan regelen. ,,U bent toch de baas?‘’
Het groepsgebeuren overslaan
Als het even kan, wil ook het echtpaar Hendrik en Margje Heringa uit Gorredijk het groepsgebeuren overslaan. Ze maken tante Truus duidelijk dat ze het liefst met zijn tweeën optrekken om uit te rusten en samen in een hoekje een boek lezen. ,,Dat is prima,’’, is haar reactie, ,,jullie hebben hier alle vrijheid en mogen vakantie vieren zoals jullie dat wensen.’’
Tot haar genoegen constateert de leidster later in de week dat Hendrik en Margje hun isolement verlaten en meedoen met de rest. Tegelijk signaleert tante Truus in hun ogen een sombere blik die over de zee doolt in een troosteloze leegte van gemis. Soms vangt ze hun gesprekken op en dan komt altijd weer die ene naam voorbij: Lammert.
Lammert, student medicijnen en een van de oprichters van de verzetsgroep Je Maintiendrai in de provincie Groningen. Lammert, opgepakt in april 1944, verhoord, gemarteld en overgebracht naar de tuchtgevangenis in het Duitse Siegburg. Lammert, bevrijd door de Amerikanen maar alsnog gestorven aan de gevolgen van de ontberingen, bijna een jaar later.
Onze lieve enige zoon Lammert
Lammert, voor wie Hendrikje en Margje op 1 mei 1946 een rouwadvertentie plaatsen. ,,Na een zeer pijnlijk maar dapper gedragen lijden overleed onze lieve enige zoon Lammert Heringa.’’ Hun jongen, 25 jaar oud. Dat is Lammert, begrijpt tante Truus nu.
Ontspanning in de duinen. Foto archief
,,Ben je er weer?’’, roept de directrice wanneer ze een vertrouwd gezicht ontwaart. Sjoerdje Bootsma-De Boer, druk in de weer met de koffers, draait zich om en lacht. Een dikke knuffel volgt. Ze kennen elkaar van twee jaar eerder, toen Sjoerdje met haar jongste dochter Fetje naar Ameland kwam. Nu is de 57-jarige vrouw alleen, alle acht kinderen zijn volwassen en hebben het ouderlijk huis aan de Lijnbaan in Lemmer verlaten.
Sjoerdje zit vol humor en zal de komende weken vaak breiend en hakend te vinden zijn in de conversatiezaal, terwijl ze met iedereen kletst over het heerlijke voorjaar, het lekkere eten, het prachtige strand en nog meer geneugten van De Terrorist.
Uit de mond van deze gezelligerd ontsnapt geen enkel woord over de grootste rampspoed van haar leven. Haar lijfspreuk ‘Doe wel en zie niet om’ hangt naast de trap in haar woning. Alleen tante Truus kent Sjoerdjes geschiedenis. Vandaar die joviale omhelzing van zojuist.
Neergeschoten geallieerde piloten
Truus weet dat Sjoerdjes oorlogsverhaal begint in de nacht van 24 op 25 maart 1943, als haar man Gerben Bootsma op het IJsselmeer met zijn vrachtboot een stel neergeschoten geallieerde piloten uit het water vist. Ruim een week later wordt de scheepskapitein opgepakt door leden van de contraspionagedienst van de Sicherheitsdienst (SD).
Na een reis langs diverse gevangenissen in Nederland en Duitse tuchthuizen verdwijnt de 51-jarige Gerben achter de tralies in Butzbach. De Amerikanen bevrijden de doodzieke Fries, maar drie dagen later, op maandag 2 april 1945, bezwijkt hij alsnog, totaal uitgeput volgens medegevangene Hugo Salzmann door ‘absichtliche falsche Behandlung’ (opzettelijk slechte behandeling).
Sjoerdje verneemt van dit alles niks. Ze wacht ongeduldig op een teken van leven en plaatst een advertentie in het Friesch Dagblad, waarin ze om inlichtingen over Gerben vraagt. Ook doet ze een oproep op Radio Herrijzend Nederland. Een zekere Aldering uit Amsterdam reageert en laat weten dat ‘Uw man zeer ziek was. Daarom moet u zich maar op het ergste voorbereiden.’
Twee jaar later, op 5 juli 1947, krijgt Sjoerdje post vanuit Paleis Het Loo: ‘Ik kom u en de overige familieleden alsnog Mijn hartelijke deelneming betuigen bij dit zware verlies. Hij bracht dit offer uit naastenliefde en zo zal zijn daad bij Mij in dankbare herinnering voortleven.’ Was getekend: Wilhelmina.
En nu, bijna 5 jaar later, vindt Sjoerdje zichzelf, driftig bordurend, terug in een voormalige Duitse barak op Ameland, samen met lotgenoten die hier hun leven proberen op te pakken. Opeens schrikken de vrouwen op, als een opgewonden tante Truus in paniek door de oude barak rent.
Hevige hoestaanvallen
Het leek de eerste dagen zo voorspoedig te gaan met het Haagse echtpaar Borrebach, maar nu stort de man in. Hevige hoestaanvallen vullen het vakantiehuis. Zijn vrouw Maria Magdalena, ruim de 60 gepasseerd en zelf ook niet meer de sterkste, is ten einde raad.
Truus aarzelt geen moment en belt Bart Ente, de vermaarde arts op het eiland. Of hij zo snel mogelijk kan komen. ,,Patiënt is 53 jaar, hypernerveus en zowel lichamelijk als geestelijk gebroken door zijn driejarig verblijf in Duitse gevangenissen’’, legt ze aan de telefoon uit. Ente, die als militair arts gediend heeft in Indonesië, beoordeelt de klachten terstond als serieus en staat binnen 5 minuten aan het bed van Johannes Jacobus Borrebach.
Een zorgwekkende diagnose
Zijn röntgenapparaat, dat hij met eigen geld heeft aangeschaft, komt de dokter nu goed van pas. Na onderzoek volgt een zorgwekkende diagnose. ,,Het ziet er slecht uit. U hebt tbc en uw hart vertrouw ik ook niet helemaal.’’ Volgens Ente is repatriëring naar de vaste wal niet nodig.
Om besmetting van en onrust onder de andere logés te voorkomen, eet het echtpaar Borrebach voortaan apart. Overigens draagt de hele groep de Hagenezen op handen en helpt waar mogelijk, constateert tante Truus. ‘Allen houden van Borrebach die achter zijn masker van opgewektheid en vriendelijkheid veel leed verborg.’
De twee weken in De Terrorist vliegen voorbij. Op zondag 25 mei zwaait Truus de vakantiegangers uit. Ze knopen hun jassen dicht en duiken weg in hun opstaande kraag. Het is zwaarbewolkt en met een gevoelstemperatuur van 10 graden is het koud voor de tijd van het jaar. Snel de bus in en naar de veerhaven.
De speciaal voor de gasten aangeschafte rubberboot. Foto archief
Als ze uit het zicht zijn verdwenen, keert de directrice terug naar haar kantoor. Daar doorbreekt een ratelende schrijfmachine de stilte. De vingers van tante Truus dansen over de letters, die ze rangschikt in een terugblik op een vakantie met ‘vele mensen met complicaties’.
Truus steekt zelfgenoegzaam een sigaret op en typt: ‘Groep één is voor De Terrorist een goede groep geweest, waaruit zoveel energie en ook geestelijke steun voor elkaar tevoorschijn kwam, als zelden gebeurt. Het was alsof alleen de goede eigenschappen van alle mensen deze weken naar voren kwamen. Bij de ziekte van de heer Borrebach leefde iedereen mee en bracht een sfeer van eensgezindheid. Er zijn banden gelegd tussen de verschillende mensen die misschien wel weer zullen vervagen maar niet verdwijnen.’
Gastenboek vol dankbetuigingen
Zo, denkt tante Truus, de kop is eraf, het seizoen is begonnen. Ze laat haar blik glijden over de lege stoelen in de conversatiezaal waar elke avond lief en leed is gedeeld. Op de leestafel ligt een gastenboek opengeslagen, volgeschreven met dankbetuigingen van Terrorist-gangers.
Met een zucht ploft de directrice neer in een rotanstoel en leest de dichtregels van Borrebach, Margje, Sjoerdje, Hendrikus en van al die anderen die over de Waddenzee naar huis varen, terug naar de harde confrontatie met het verleden.