Alle duizenden Stolpersteine in Nederland, België en Luxemburg worden gemaakt door de Duitse Alexander Stukenberg (55). 'Ik leef niet lang genoeg om alles te maken'
Alexander Stukenberg voor zijn werkplaats in de tuin van het Goethe Instituut aan de Herengracht te Amsterdam. Foto: Marco Keyzer
Alle Stolpersteine die een plek krijgen in de Benelux komen uit de werkplaats van Alexander Stukenberg. Hij mocht in 2021 een houten huisje bouwen in de tuin van het Goethe Instituut aan de Herengracht in Amsterdam.
Tussen de net uitgebloeide magnolia, de blauwe druifjes en tulpen in de achtertuin van het Goethe Instituut aan de beroemde Gouden Bocht staat dat tuinhuisje van Alexander Stukenberg. Het is de plek waar hij sinds 2021 zo’n 5000 Stolpersteine ofwel struikelstenen maakte.
En dus weet de 55-jarige Stukenberg: ,,Aan ons werk komt geen einde. Alleen al in Nederland zijn er 80.000 vermoorde Joden en bovendien maken we Stolpersteine voor álle slachtoffers van de nazi’s, dus ook Roma, Sinti, homoseksuelen en mensen die weg werden gevoerd omdat ze in Duitsland te werk werden gesteld.’’
Het voelt alsof ze meekijken
De werkplaats is bijzonder te noemen. De kast achter het tafeltje waar Stukenberg zijn gasten ontvangt, zit vol met de bekende vierkante blokjes steen met het goudkleurige plaatje. Drukker, Hillesum-De Leeuw, Goslar, Goudsmit, Drielsma, De Bruin, Mulder, Leefson. Zoveel namen, oneindig veel leed en het voelt alsof ze meekijken, meeluisteren. De verantwoordelijkheid voor dit werk is groot en voelbaar.
,,Die druk die voel ik ook, dat begrijp ik helemaal’’, zegt de van oorsprong Duitse Stukenberg. ,,Geen Duitser stelt hierbij de vraag hoe dat kan. Het heeft te maken met de schuld die we hebben, en toch ook weer niet.’’ Voor Stukenberg is die schuld, het gevoel dat hij er iets aan kan doen, een drijfveer om dag in dag uit te doen wat hij doet.
Achter de werkbank komt de hamer met een harde klap neer op een ijzeren staafje waarin een letter in spiegelbeeld zit. Direct verschijnt de letter in het messing. Elke regel begint Stukenberg vanuit het midden, zodat de woorden gecentreerd staan. Als het slagwerk klaar is, knipt hij de plaatjes zo bij dat de randen later om het cement lijken te vouwen. Zo gaan ze in de mal en giet de kunstenaar er buiten het tuinhuisje het cement op. Na een dag is het gedenkteken droog en klaar.
Aanvragen voor Stolpersteine worden eerst zorgvuldig gecontroleerd. ,,Niet altijd is alles bekend, dus dat vraagt onderzoek.’’ Het meeste wordt gedaan door vrijwilligers. Een finale check van bijvoorbeeld de deportatiedatum doet Stukenberg zelf. In zijn werkplaats hangt een groot formulier aan de wand met hierop alle vertrek- en aankomsttijden van de transporten van alle Nederlandse stations naar concentratiekampen Mauthausen, Neuengamme, Auschwitz, Sobibor, Liebenau, Theresienstadt, Bergen-Belsen, Ravensbrück en Buchenwald.
De struikelstenen liggen behalve in Leeuwarden op duizenden plekken in 30 Europese landen. Foto: Marco Keyzer
,,De slachtoffers zijn op industriële, machinale wijze vermoord, dus deze stenen mogen alleen maar handmatig gemaakt worden, vindt Gunter Demnig.’’ Demnig is de geestelijk vader van de Stolpersteine en startte zijn kunstproject in 1997. Inmiddels liggen er in 30 Europese landen Stolpersteine. Later dit jaar wordt Bosnië-Herzegovina het 31ste land. Vorig jaar mei werd de 100.000ste steen gelegd in Neurenberg. In Fryslân werden in 2009 in Sneek de eerste stenen gelegd.
Duizenden stenen gingen door zijn handen
Stukenberg kwam voor het eerst in 2006 in aanraking met het project. Hij vestigde zich vanwege werk in Amsterdam en betrok een woning in de Retiefstraat. Hier zag hij zes Stolpersteine liggen. In het Amsterdamse Verzetsmuseum leerde hij over het Jodentransport en zag tot zijn grote verbazing een kaart, uitgegeven door de gemeente Amsterdam, met hierop alle adressen waar Joden in 1941 woonden. ,,De Retiefstraat zag zwart. Daarvandaan zijn 1327 Joden weggevoerd. Die zes stenen vond ik uiteraard niet representatief.’’
Dus zocht hij contact met de stichting van Demnig om meer Stolpersteine geplaatst te krijgen. Hij leerde Demnig kennen en hoorde over de enorme wachtlijst voor de stenen. Een eigen werkplaats opzetten wat de jonge Duitser wou, dat wilde Demnig eerst niet, maar hij mocht wel de coördinatie op zich nemen van de Benelux. Gaandeweg leerde hij het vak toch en mocht uiteindelijk in de tuin van het Goethe Instituut zijn werkplaats bouwen.
Vrijwilliger An Huitzing stapt binnen. Ze komt twee stenen halen voor een ceremonie vanmiddag elders in Amsterdam. Stukenberg schuift een krat heen en weer en vindt het koppel. Hij poetst ze, verpakt ze in papier en geeft ze mee aan Huitzing.
Alexander Stukenberg maakt de Stolpersteine of zogeheten struikelstenen. Dit doet hij in zijn werkplaats in de tuin van het Goethe Instituut aan de Herengracht te Amsterdam. Foto: Marco Keyzer
Inmiddels gingen er ruim 4450 stenen door zijn handen. Ondanks de duizenden stenen van Stukenberg loopt de wachtlijst voor de Stolpersteine nog steeds op. En als je anderhalf uur met hem spreekt, betekent dat zes tot acht stenen die niet gemaakt zijn. ,,Ik leef niet lang genoeg om alles te maken.’’
Inmiddels werken er in Duitsland vijf mensen aan de stenen en binnenkort komt er een tweede in Nederland bij. En in de Amsterdamse Retiefstraat? Daar liggen inmiddels 18 stenen.
Het project Stolpersteine is bedacht door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. De struikelstenen die ongeveer 10 bij 10 centimeter groot zijn, vormen een soort graf voor mensen die geen graf kregen. Voor elk familielid uit een huis komt één steen. Het is de bedoeling dat voorbijgangers struikelen over de stenen, in de zin dat ze worden opgemerkt. Demnig hoopt dat mensen vervolgens gaan nadenken over wat er is gebeurd, een brug slaan met de huidige tijd en er uiteindelijk voor waken dat racisme, discriminatie en seksisme niet de kans krijgen. Voor veel nabestaanden zijn de struikelstenen inmiddels de enige connectie met vermoorde familieleden. Het oudste slachtoffer voor wie Stukenberg een steen maakte was de 102-jarige Klara Borstel-Engelsman die in maart 1944 uit Amsterdam naar Westerbork werd gedeporteerd. In september moest zij met de trein naar Theresienstadt, waar ze een maand later bezweek.