‘Goedemorgen’ groet ik de vrouw met hoofddoek en schort die de kar met watermeloenen naar buiten rijdt. Het is nog vroeg wanneer ik winkel Erciyes aan de Erasmusweg in Hoogezand binnenstap. Terwijl de bakbananen en Turkse broden worden aangevuld, beweeg ik mij rechtstreeks naar de collectie gevouwen dozen, pak er twee en ga naar de kassa.
Dozen vullen. Het is bij ons thuis een tweejaarlijks gebeuren. Rond kerst laden we een vol met lekkernijen, tandpasta, deodorant en strippen paracetamol en dergelijke, aan het einde van de zomer worden ook de eigen kledingkasten doorgespit en slaan we kleding en slippers uit de sale in. Outfits waar de (schoon)familie in Suriname het hele jaar plezier van heeft.
We zijn niet de enigen: vanuit multicultureel Midden-Groningen vaart aardig wat liefde en ondersteuning de Atlantische Oceaan over, zeker met de zorgwekkende inflatie daar. Ook nu weer zie ik straten in Paramaribo met zwarte stift op karton geschreven staan.
‘Wanneer vertrekt de volgende zeevracht naar Suriname?’ ‘Donderdag, dus woensdag kan je de dozen brengen.’ Ik knik. ‘Kan ik pinnen?’ ‘Ja, heb je er ook 5 cent bij?’ De vraag verrast mij aangezien ik vroeg of ik kon pinnen, maar ik begin toch te zoeken.’ ‘50 cent, is dat ook goed?’ ‘Prima’, antwoordt de dame achter de kassa. ‘Dit is siftah’, zegt ze, terwijl ze het muntstuk triomfantelijk omhooghoudt.
‘Siftah?’ De jongeman met bruine krullen en een blikje Redbull in zijn hand achter mij in de rij, wordt aangesproken. ‘Kan jij uitleggen wat siftah is in het Nederlands?’ Hij moet ons het antwoord schuldig blijven. Een andere vrouw, met halflang bruin haar, pakt haar telefoon erbij. ‘Het betekent een goed begin, de eerste verkoop van de dag en staat voor geluk.’
De kassa rinkelt.
Met de dozen onder mijn arm loop ik goedgemutst naar buiten. Bij kunnen dragen aan het geluk van een ander, maakt gelukkig.