Johan Remkes, René Paas en Koen Schuiling bij de presentatie van het vijfpuntenplan voor Groningen. Foto: ANP/Robin van Lonkhuijsen
Investeer in het welzijn van de jonge Groningers zodat ze veerkrachtige burgers worden. Dat bepleiten Johan Ormel, Leo Aukes en Daan Wienke.
Groningers boven gas heet het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie gaswinning Groningen. Goed gekozen titel.
Al jarenlang staan hier niet alleen veel huizen en boerderijen in de stutten, maar ook hele gezinnen en de toekomst van kinderen. Voor de voorzitter Tom van der Lee was het ‘aangrijpend een moeder te horen vertellen dat ze is tekortgeschoten bij haar kinderen door alle ellende’. Kinderen doen het goed bij het oproepen van begrip en mededogen. De vraag is: voor hoelang?
De meeste conclusies waren hier al bekend. De officiële erkenning van de rampzalige toestand, de ereschuld, het gevoel van urgentie en hopelijk de wil tot verbetering roepen onverwacht emoties op, zelfs bij de strengste diehards. Maar ook het gevoel: hoe nu verder?
Het vierde punt
De eerste aanbeveling van de commissie is: maak schadeafhandeling en woningherstel voor burgers daadkrachtiger, milder, makkelijker en menselijker. Het bestuurlijke trio Paas, Schuiling en Remkes reageerde daar meteen op met een vijfpuntenplan, waarvan het vierde punt is: meer toekomstperspectief voor kinderen en jongeren.
‘Perspectief’ betekent dat je de dingen in samenhang ziet en aanpakt; ‘toekomst’ dat de problemen niet meteen zijn opgelost maar dat er wel een gevoel is dat we met elkaar op de goede weg zitten. Dát geeft vertrouwen.
Veerkrachtige burgers
Wij beperken ons hier tot een plan dat op termijn perspectief biedt op positieve gevolgen voor het welzijn van de jonge Groningers. Het plan gaat uit van het idee dat een goede mentale, geestelijke en psychosociale gezondheid de sleutel is tot veerkrachtige burgers en een weerbare, sociale samenleving. Dit kan alleen met een langdurig consistent structureel gefinancierd beleid, gericht op ouder(s), kinderen, scholen en werk(omstandigheden), met maatregelen gericht op de belangrijkste oorzaken van psychosociale problematiek, op zowel populatieniveau als individueel niveau.
Ons pleidooi is: besteed een deel van de ereschuld als investering in de ontwikkeling en implementatie van zo’n beleid, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, met als doel rond 2040 een reductie van 50 procent psychosociale problematiek onder jonge burgers te bereiken. Ontwikkel en evalueer dit in Groningen. Levert het (gaandeweg) wat het belooft, dan kan het in de rest van Nederland worden opgepakt. We spreken bewust van ‘investeren’ omdat met het voorgestelde beleid ‘het goede en juiste’ wordt gedaan, en als het werkt de kosten dubbel en dwars worden terugverdiend.
Grote winst te boeken
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat op twee terreinen vroegtijdig grote winst te boeken is:
(1) verbetering van leefvaardigheden van kinderen, met name sociale vaardigheden, frustratietolerantie, zelfbeheersing en probleemoplossende vaardigheden – die minstens even belangrijk zijn als taal en rekenen, goede voeding, sport en beweging;
(2) versterking van opvoedvaardigheden van ouders, niet alleen gericht op meer hechting, zelfbeheersing, en zelfvertrouwen maar ook op vermindering van emotionele verwaarlozing, te beginnen tijdens de zwangerschap. Alleen door vroeg te beginnen – en consequent in onderlinge samenwerking en afstemming – kan er verschil worden gemaakt.
Sociale ongelijkheid
Een pakket van concrete en samenhangende stappen zou onder meer moeten bestaan uit:
(1) een forse versterking van consultatiebureaus zodat op grote schaal ‘ouderschapscursussen’ mogelijk worden;
(2) verkleining van klassen, kwaliteitsverbetering en betere salariëring van leerkrachten zodat er meer aandacht komt voor versterking van ‘leefvaardigheden’;
(3) integratie met maatregelen ter verkleining van sociale ongelijkheid zoals meer kinderopvang. Het is essentieel om om het voorgestelde beleid te institutionaliseren, dat wil zeggen onder te brengen in belangrijke samenwerkende regionale instituties, zoals de zorg, het onderwijs, huisvesting en buurtwerk en te verbinden met de daar geldende werkwijzen.
De urgentie is groot. Snelle, eenvoudige of goedkope oplossingen zijn er gewoon niet. Wel pseudo-oplossingen, als verkapte vormen van bezuinigingen die we de laatste jaren hebben gezien. Welzijnspromotie en preventie van psychosociale problematiek zijn tot op heden veel te gering, inconsistent en halfslachtig in het beleid opgenomen, waardoor het ook niet echt zoden aan de dijk kan zetten. Het is meer pappen en nathouden, ook hier vanuit een dominant financieel beleid, ‘geld boven kinderen’. En dat werkt niet, gezien de wachtlijsten in de zorg en de toenemende jeugdproblematiek.
JOHAN ORMEL (EMERITUS HOOGLERAAR PSYCHIATRISCHE EPIDEMIOLOGIE); LEO AUKES (SOCIAAL PSYCHOLOOG); DAAN WIENKE (ORGANISATIEADVISEUR), GRONINGEN