In een onderzoek naar de kosten in de jeugdzorg ‘gaat er niets boven Groningen’. Terwijl de Groningse gemeenten zelf diep in de rode cijfers schieten, verdienen bedrijven er miljoenen.
Dat concludeert journalistiek onderzoeksplatform Follow the Money, dat de afgelopen twee jaar onderzoek deed samen met DVHN en andere regionale media naar de geldstromen binnen de jeugdzorg. Een sector waarvan de kosten zo hoog oplopen dat gemeenten, die sinds 2015 verantwoordelijk zijn, noodgedwongen moeten bezuinigen op openbare voorzieningen.
Per rechtsvorm - eenmanszaak, VOF, stichting of BV - stelt FTM een top tien vast met bedrijven die de hoogste bedrijfswinsten boekten in 2017 tot en met 2019. In de lijsten met hoogste winstmakers staan opvallend veel Groningse, en ook een aantal Drentse bedrijven.
Groningse bedrijven
Eén van deze winstmakers is Team050 uit Groningen, dat jeugdhulp biedt bij gezinnen aan huis en werkt met ‘jonge professionals die pedagogiek of psychologie studeren’. Carine de Bruine, directeur bedrijfsvoering bij Team050 verklaart: „Gemeenten bepalen de tarieven op basis van gemiddelden. Als het tarief gebaseerd is op 6 procent verzuim, en bij ons is dat maar 1 procent, dan is die 5 procent dus al je winst. Zo simpel is het.”
Op die manier wist het Groningse zorgbedrijf de afgelopen jaren forse winsten te maken. In 2020 sprak het bedrijf met een aantal gemeenten lagere tarieven af.
Meubilair gekocht via Marktplaats
Forte-GGZ, dat jeugdzorg levert via het bedrijf OCRN, behaalde in drie jaar een bedrijfswinst van 3,5 miljoen euro. Trisha Boer is directeur-bestuurder. Het bedrijf kan winst maken omdat het „probeert materialen en meubels zoveel mogelijk tweedehands te kopen – bijvoorbeeld via Marktplaats. Verder maakte OCRN minimaal gebruik van consultancybureaus, dure uitzendkrachten en/of zzp’ers. OCRN en Forte GGZ besteden vrijwel geen geld aan pr-activiteiten”, schrijft Boer. Boer wil benadrukken dat haar bedrijf kwalitatief goede zorg biedt en dat dit door de inspectie in 2019 ook is bevestigd.
Een ander bedrijf is Martinizorg uit Groningen, dat over de jaren 2017 tot en met 2019 3,4 miljoen euro winst boekte. „Ik wil beginnen met het feit dat dit onjuist is”, mailt directeur Ruud Slot over de hoge winsten van zijn bedrijf. Slot vindt dat FTM en DVHN de jaarrekening onjuist interpreteren.
„Het cijfermateriaal dat wordt gebruikt is geen afspiegeling van de werkelijkheid. En is ook geen weergave van ons aandeel jeugdzorg.” Volgens Slot dient de winst van Martinizorg afgezet te worden tegen de jaarrekeningen van de andere bedrijven die onder moederbedrijf De Zorgzaak vallen. Dan zou blijken dat de bedrijven „redelijk in de lijn zitten met de benchmark.”
Winsten voor eenmanszaken
Ook in de lijst met winsten voor eenmanszaken staat een aantal noordelijke jeugdzorgbedrijven. „Wij maken relatief veel winst omdat het hier gaat om een eenmanszaak, waarbij een groot aantal kosten niet is meegenomen”, zegt Berdieke Wieringa, eigenaar van psychologiepraktijk Braining uit Erica. „Denk hierbij aan het salaris van de ondernemer, pensioenafdrachten en arbeidsongeschiktheidsverzekering. Daarbij moet de inkomstenbelasting ook nog van deze winst af. De kosten zijn bij ons laag, omdat bij ons geen huur (en bijkomende kosten) in rekening wordt gebracht, omdat ik een praktijk aan huis heb. Onze cliënten krijgen altijd een vaste therapeut die goed benaderbaar is.”
Geldstromen in kaart
Een landelijk overzicht van wat er in- en uitgaat aan jeugdzorg en wat de ontvangers met dit geld doen, is er niet, schrijft FTM. Een poging dat zelf te maken, bleek lastig. FTM schreef alle 352 gemeenten aan om informatie over de jeugdzorg kosten te krijgen. Slechts 70 deden hun boeken open, waarvan 30 gemeenten ‘hun aanbieders’ anoniem hielden.
Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zouden er naar schatting 6000 jeugdzorgbedrijven actief zijn. Het ministerie van Volksgezondheid heeft een dataset beschikbaar met 2442 jeugdzorgaanbieders. 1458 geven aan meer dan 30 procent van hun omzet in 2017, 2018 of 2019 uit de jeugdwet te hebben gehaald. Eenmanszaken zonder personeel hoeven geen jaarrekening te publiceren.
Uit het onderzoek concludeert FTM verder dat zo’n driekwart van de gemeentelijke budgetten naar de tien grootste jeugdzorgbedrijven in hun regio gaan. Bij de jeugdzorginstellingen is de omzet in de afgelopen jaren flink gestegen. Ook houden jeugdzorgreuzen miljoenen reserves aan. Voor eenmanszaken is tonnen overhouden een „makkie”.
Wieringa vindt de kwaliteit van haar praktijk erg belangrijk. „Binnen onze praktijk werken we met BIG-geregistreerde therapeuten en jeugdigen worden behandeld/gediagnosticeerd door een orthopedagoog, generalist en of een klinisch neuropsycholoog. Ook hebben wij een psychiater in dienst die waar nodig medicatie kan voorschrijven en een second opinion kan uitvoeren. Dit om te voorkomen dat mensen daarvoor moeten worden doorgestuurd naar een andere instelling. Ook levert de praktijk volwassenzorg, wat betekent dat de jongere niet naar een andere praktijk hoeft te worden verwezen wanneer hij/zij 18 jaar wordt.”
Risico als eenmanszaak
Een ander noordelijk bedrijf op de lijst is Pep-Wiersma uit Emmen. „Bij de cijfers wordt uitgegaan van het bedrijfsresultaat vóór rentelasten. Van de bedrijfswinst gaat nog zo’n 50 procent belasting af en mijn loon als ondernemer”, benadrukt eigenaar Feike Wiersma. „De kosten gaan voor de baten uit. We plukken daar nu de vruchten van. Maar dat was ook noodzakelijk.”
Wiersma stelt de afgelopen twintig jaar ontzettend veel kosten, en ook schulden, te hebben gemaakt. „Tot twee jaar terug heb ik vanwege een negatief eigen vermogen ook geen reservering voor mijn oude dag kunnen maken. Verder heb ik nog een betalingsregeling met de belastingdienst voor het jaar 2019. Die krijg je echt niet zomaar.”
‘Als mijn bedrijf failliet gaat, moet ik mijn huis verkopen’
Als eenmanszaak draag je een hoop risico, zegt Wiersma. „Als mijn bedrijf failliet gaat, moet ik mijn huis verkopen”. Nu de cijfers van de praktijk er wat beter voorstaan is het wellicht de overweging waard om een bv te worden. Eind 2009 is zijn praktijk vanwege uitbreiding verhuisd van de praktijk aan huis naar een ander pand. „Om dat werkbaar te maken, moest ik flink investeren; daarvoor heb ik geld geleend. Daarna kwam de transitie van de jeugdzorg en de samenhangende contractering die voor veel onzekerheid heeft gezorgd. Ik durfde de huur niet meer te verlengen en moest op zoek naar een haalbaar plan. Ik kon mijn personeel geen garanties bieden. Ik heb de praktijk daarna verhuisd naar een ander pand met lagere huurkosten, maar ook voor dat pand heb ik weer kosten gemaakt.”
„Als kleine instelling krijg je geen frictiekosten vergoed voor de overgang van de jeugdzorg. Het was een stressvolle periode. Het is niet verwonderlijk dat veel kleine praktijken zijn gestopt met het bieden van jeugdzorg. Je moet een dikke huid hebben om zo’n periode door te kunnen komen. Dat is ons gelukkig gelukt.”