Van links naar rechts: Jan Waling Huisman, Yoeri Zuidwijk, Lianne Verbeek van Buuren en Robert Sluijs. Foto's: Corné Sparidaens, Niels De Vries (Jan Waling Huisman) en Marcel Jurian de Jong (Yoeri Zuidwijk).
De huisarts krijgt steeds meer op zijn bordje: de samenleving vergrijst, de zorgvraag is toegenomen en patiënten voor wie geen plek beschikbaar is in de ouderenzorg of de geestelijke gezondheidszorg komen steeds vaker bij de huisarts terecht. Wat betekent dit voor hun werk en de toekomst van de huisartsenzorg? Vier huisartsen vertellen.
Jan Waling Huisman (62) uit Harlingen is een huisarts van de oude stempel. Zijn patiënten ziet hij het liefst op het spreekuur of aan huis. Hij wil de patiënt zien, ruiken, aanraken. Een foto van een wond sturen via e-mail? Dat kan, maar alleen door te ruiken kan hij zien of de wond is geïnfecteerd met stafylokokken. Dat kan hij toch nooit beoordelen via een schermpje?
Maar de laatste jaren heeft Huisman minder tijd om visites te doen. „Mijn administratieve last is toegenomen doordat we ons als huisartsen steeds meer moeten verantwoorden naar de overheid en de zorgverzekeraar”, zegt Huisman. „De zorg is te veel een marktproduct geworden, waarbij je elke keuze moet onderbouwen. Dat is niet altijd mogelijk, want het is mensenwerk. Dat is niet altijd te vatten in richtlijnen en protocollen.”
In Harlingen is op dit moment geen huisartsentekort, maar Huisman ervaart wel toenemende druk doordat patiënten in Leeuwarden en Heerenveen niet altijd een huisarts kunnen vinden. „Patiënten die verhuizen blijven vaker hier ingeschreven, omdat ze in hun nieuwe woonplek geen huisarts kunnen vinden. Daardoor dreigt er voor nieuwe patiënten uit Harlingen geen plek te zijn.”
Voor huisarts Jan Waling Huisman gaat het huisartsenvak vooral over troost. Foto: Niels de vries
Huisman heeft deze patiënten een brief gestuurd, waarin hij hen verzoekt om in de nieuwe woonplaats een huisarts te zoeken en contact op te nemen met de zorgverzekeraar. „Zij hebben zorgplicht, dus ik vind dat ze verantwoordelijk zijn om dit probleem op te lossen.”
Zelf neemt Huisman ook maatregelen om de druk in de praktijk te beheersen. „Ik focus op de lange termijn en stel menselijk contact centraal. En als het nodig is werk ik langer door”, aldus Huisman. „Verder vind ik dat preventie een veel belangrijkere rol moet krijgen binnen de gezondheidszorg, zodat we gezonder oud worden en minder snel bij de huisarts of het ziekenhuis komen. Zorg aan de voorkant dus. Ik hamer erop bij patiënten dat ze dat ze meer moeten gaan bewegen, niet moeten roken en minder vlees moeten eten.”
Ook maakt hij in zijn praktijk gebruik van digitale zorg. Zo kunnen patiënten met vragen terecht in een online gezondheidsportaal. Al ziet Huisman zijn patiënten liever tijdens een afspraak. „Digitalisering levert gemak, ondersteuning en tijdwinst op, maar soms denk ik ook wel eens dat de digitalisering het failliet is van de zorg. Mijn vader was ook huisarts en bij mijn afstuderen zei hij: ‘Denk erom zoon, jouw vak gaat over luisteren, aandacht voor de patiënt en troost.’ Vooral dat laatste lijkt me vrij ingewikkeld achter een schermpje.”
Geen reisbureau, maar booking.com
Huisarts Yoeri Zuidwijk (47) uit Assen vindt dat de druk op zijn praktijk nog wel te behappen is. Hij runt samen met een andere huisarts een maatschap en heeft ook een huisarts in dienst, waardoor ze de werklast wat kunnen verdelen. En hij heeft – in vergelijking met de rest van Drenthe - een iets jongere patiëntenpopulatie, waardoor hij minder last heeft van vergrijzing.
Het is wel eens anders geweest. Eind 2023 had hij een huisarts (waarnemer) minder in dienst, waardoor hij wel krapte ervaarde. „De werkdruk wisselt en is afhankelijk van dingen als ziekte en persoonlijke omstandigheden”, zegt Zuidwijk. „Dus als je twee assistentes hebt die uitvallen is de werkdruk opeens immens. In Assen kunnen we dat nog relatief eenvoudig oplossen, omdat de stad voor personeel aantrekkelijk is. Maar dat zal voor de Zuidoosthoek van Drenthe anders zijn.”
Meer digitaal en minder menselijk contact. Foto: Marcel Jurian de Jong
Toen hij begon als praktijkhouder koos hij daarom bewust voor Assen en voor werken in duoverband, zodat hij minder kwetsbaar is voor personeelsproblemen. Dat is ook van belang, omdat Zuidwijk, net als veel andere jonge huisartsen, niet fulltime wil werken. „Ik werk nu 32 uur op papier, maar parttime voor huisartsen is soms nog 60 uur per week. Maar meer dan dit? Nee, dat ga ik niet doen.”
Zuidwijk ziet het niet direct als een probleem dat huisartsen minder willen werken. „Ik vind niet dat we kunnen zeggen van joh we hebben hier een huisartsentekort, ga jij maar meer werken. Onze werkbehoeftes veranderen en daar moet je dan de huisartsenzorg op aanpassen.”
Hoe? „Door effectiever en efficiënter te werken bijvoorbeeld. Maar ook de patiënt kan helpen de druk te verminderen door meer zelf te doen. Denk aan de overstap van reisbureau naar booking.com. Je wordt op een andere manier bediend, maar krijgt wel hetzelfde eindproduct. In de huisartsenzorg zou dat betekenen meer digitaal en minder snel menselijk contact. Dus niet de assistente bellen voor een klacht die je ook eerst op thuisarts.nl kan bekijken. Zo hou je als huisarts meer tijd over voor patiëntzorg.”
Elkaar zien als het nodig is; digitaal waar het kan
Huisarts Lianne Verbeek van Buuren (37) heeft in haar praktijk in Meerstad nog geen verhoogde druk op de zorg ervaren. „Ik denk dat Groningen positief afwijkt van de rest van Nederland, omdat er zeker in de stad vaak wel voldoende huisartsen zijn”, zegt Verbeek van Buren. „Ik hoor vaak van collega’s elders hoe hoog de werkdruk is en dat is toch wel anders dan hoe we het hier ervaren.”
Bovendien is haar situatie ook anders, omdat ze met haar nul-praktijk eigenlijk een ‘gat’ opvulde. De bouw van de wijk was al gestart, maar er was nog geen huisarts in de buurt. „Dus ik besloot daar mijn eigen praktijk op te zetten. Wat wel een uitdaging was in het begin, want ik had geen patiënten en geen locatie. Dus ik drukte flyers in de brievenbussen om mijn praktijk bekend te maken, deed veel digitaal en reed in de auto naar mijn patiënten toe.”
Huisarts Lianne Verbeek van Buren. Foto: Corné Sparidaens
Hoewel Verbeek van Buuren dus niet direct last heeft van huisartsentekorten, wil ze graag andere jonge huisartsen die het praktijkhouderschap overwegen stimuleren en de voordelen laten zien. Zo is ze in haar praktijk de enige praktijkhouder, maar werkt ze nauw samen met haar man die praktijkhouder is van het gezondheidscentrum aan de Radesingel in Groningen. Zo is er bij vakantie en spoedgevallen altijd een vervanger, en als haar eigen doktersassistente te druk is om de telefoon op te nemen dan neemt een assistente van de Radesingel de telefoon op. „Op die manier kan ik het praktijkhouderschap beter combineren met een jong gezin.”
Ook probeert ze digitale zorg en menselijk contact zo efficiënt mogelijk te combineren. „Ik neem altijd uitgebreid de tijd om kennis te maken, thuis of op de praktijk. Zodat ik mensen goed leer kennen en kan zien hoe de thuissituatie, hun levensstijl en het sociale vangnet is”, aldus Verbeek van Buuren. „Dan leg ik ook uit hoe mensen digitaal de zorg kunnen regelen. Dat je bijvoorbeeld, als het niet spoedeisend is, bij een vlekje een foto of video kunt sturen via het digitale portaal. Die combinatie: elkaar zien als het nodig is en digitaal als het kan, werkt goed en levert ontzettende drukverlichting op.”
De lasten verdelen
In de praktijk van dokter Robert Sluijs (51) in Hellum is de druk op de huisartsenzorg nog niet echt voelbaar, maar hij heeft dan ook allerlei constructies opgetuigd zodat het bedrijf goed loopt. Zo runt hij de praktijk met zijn vrouw die ook huisarts is en hij heeft nog twee waarnemers in dienst. „We hebben op dit moment een beetje overbezetting, maar ik vind dat wel lekker om even adem te halen. De lasten te verdelen. Die luxe heeft niet iedereen.”
Want Sluijs kijkt vaak verder dan zijn eigen praktijk: als huisartsenopleider bij het UMCG en actief lid van de HAGRO (huisartsengroep) weet hij goed wat er speelt in de huisartsenzorg. „Ik maak mij zorgen over de toekomst, want ik zie wel dat dit systeem als een kaartenhuis in elkaar kan storten in enkele jaren tijd.”
Robert Sluijs is huisarts geworden om zorg te geven. Foto: Corné Sparidaens
„Om je een voorbeeld te geven. Een huisarts van 61 jaar oud, met 3200 patiënten, die hij grotendeels in zijn eentje moet doen. Dat kan helemaal niet. Als hij ziek wordt, heb je direct een probleem”, zegt Sluijs. „Het is niet haalbaar om 365 dagen per jaar, 24-7 huisarts te zijn. Dat was het vroeger misschien, maar dat is niet wat jonge mensen nu nog willen, dus gaan ze in loondienst.”
Hij vindt dat initiatieven van huisartsenorganisaties en zorgverzekeraars - die proberen om jonge huisartsen enthousiast te maken voor het praktijkhouderschap - slecht aansluiten op de realiteit. „Uit mijn gesprekken met jonge mensen blijkt dat de wens om praktijkhouder te worden wel aanwezig is, maar niet onder de huidige omstandigheden.”
Sluijs vindt dat de huisartsenzorg drastisch moet veranderen. Een kleinere vorm van praktijkhouderschap kan volgens hem de continuïteit van de huisartsenzorg in de toekomst garanderen en voorkomt dat de jonge generatie huisartsen zichzelf over de kop werkt. „De ideale praktijk is denk ik een duopraktijk met een kleiner patiëntenaantal. Zo hou je een gezonde werk-privébalans en heb je voldoende tijd voor de patiënt. Dat motiveert mensen, want ze zijn huisarts geworden om zorg te geven.”