Dit verhaal brengt de lezer naar 1672. Naar het rampjaar waarin Bommen Berend met zijn troepen de huidige provincie Groningen binnenviel en Stad belegerde
Groningens Ontzet wordt jaarlijks gevierd. Foto: Archief Corné Sparidaens
Het is 350 jaar geleden dat de bisschop van Münster Groningen binnenviel. Het leed dat Bommen Berend veroorzaakte, was groot. Terug naar 1672, het rampjaar.
We schrijven 1672. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is bezig aan zijn Gouden Eeuw en heeft decennia van grote bloei achter de rug. Jaren waarin met handel over de hele wereld grote rijkdom werd vergaard, waarin de kunsten en wetenschappen bloeiden en waarin de militaire kracht groot was, met dank ook aan een enorme vloot.
Jaloezie
Maar in het begin van dat jaar 1672 hangt een donkere wolk boven al die welvaart en voorspoed. Frankrijk en Engeland, andere grote spelers op het wereldtoneel, maken zich op voor hun aanval op de republiek. Jaloezie op de rijkdom van dat kleine land en nog te vereffenen rekeningen uit het verleden zijn belangrijke drijfveren.
Gevaar dreigt dus uit het zuiden en het westen, maar ook aan de oostgrens. Want de bisschoppen van Münster en Keulen hebben de zijde van Frankrijk en Engeland gekozen. Bernard van Galen, zo heet de prins-bisschop van Münster, richt de blik onder meer op Groningen. Op Stad en Lande, beter gezegd, want zo heet het gewest officieel. Zeven jaar eerder is Van Galen dat gebied ook al binnengetrokken, zonder het door hem zo gewenste succes. Zo dolven zijn mannen toen het onderspit in de Slag bij Jipsinghuizen, op 26 september 1665.
Vesting Bourtange
In 1672 probeert Van Galen het dus opnieuw. Op 18 juli staan zijn troepen onder leiding van de Münsterse krijgscommissaris Johann Heinrich von Martels van Dankern voor de poorten van de vesting Bourtange. In het zuiden woedt de oorlog dan al volop; Franse troepen zijn daar binnengetrokken. En op zee wordt gevochten tegen de Engelsen.
In Bourtange is Bernhard Johan Prott de bevelvoerder. Hij is enkele maanden eerder in die functie benoemd en piekert er niet over de poorten te openen voor de bisschoppelijke soldaten. Ook tegen een bedrag van 200.000 gulden zegt hij, de onomkoopbare, nee. ,,200.000 kogels kun je krijgen’’, luidt zijn antwoord in de richting van Von Martels. Een antwoord dat dankzij verschillende bronnen de tand des tijds zal doorstaan.
Vernielingen
De bisschoppelijke troepen proberen het vervolgens met beschietingen, maar ook die halen niets uit. Ze druipen af. ,,Een deel van het leger trekt zuidwaarts, verovert de vesting Coevorden en marcheert vervolgens weer naar het noorden, richting Groningen’’, weet historicus Jochem Abbes. ,,De soldaten plunderen onderweg en richten vernielingen aan.’’
Een ander deel van het bisschoppelijke leger trekt vanaf Bourtange noordwaarts. Het rukt via het Oldambt op naar Stad. In het Oldambt stuiten de soldaten niet alleen op verzet. Daar namelijk wonen ook mannen en vrouwen die de stadse overheersing van hun regio zat zijn, die de bisschop van Münster prefereren boven de regenten uit Groningen.
Onthoofd op Grote Markt
Een van hen is Luwert Fockert van Hoysum, een boer uit Heiligerlee. Hij is een van de leiders van de anti-Groninger factie in het Oldambt. ,,Hij sluit een verdrag met de bisschop’’, zegt Abbes. ,,Maar dat kost hem zijn leven. De bestuurders van de stad beschuldigen hem van hoogverraad en van heulen met de vijand. Ze krijgen hem te pakken en op de Grote Markt wordt hij onthoofd. Intussen hebben de troepen van Van Galen Oost-Groningen wel in handen. Alleen Bourtange ligt er als een onbezet eilandje in.’’
In de stad Groningen is Carel Rabenhaupt aangesteld als bevelvoerder. Hij is een oude, ervaren militair, van Boheemse afkomst. Om te voorkomen dat de stad wordt omsingeld door de manschappen van Van Galen, heeft hij een groot gebied ten noorden en noordoosten ervan onder water laten zetten.
De kogels en bommen die vanaf 27 juli op Groningen neerdalen, worden dan ook ten zuiden ervan afgevuurd. Daar hebben de bisschop en zijn soldaten hun kampementen opgeslagen en zich verschanst. Dag na dag bombarderen ze de wallen van de stad en de gebouwen en mensen daarachter. Dag na dag ‘verdient’ de bisschop zijn bijnaam Bommen Berend.
Duistere dagen
Het zijn duistere dagen voor de Groningers. Honderden vluchten naar het veiliger noordelijk deel van de stad. Elders in de republiek is de wanhoop ook groot. Want waar de vloot krachtig is, blijkt het landleger absoluut niet opgewassen tegen dat van de Fransen.
De bommen blijven komen, dag na dag, maar onder leiding van Rabenhaupt houden de Stadjers stand. En bijna een maand na het begin van het beleg neemt de kracht van de bombardementen af. Regen en ziektes hebben het moreel van de belegeraars aangetast, versterkingen uit Keulen zijn niet komen opdagen. Op 28 augustus (17 augustus volgens de kalender van dat moment) geeft Bommen Berend het op en wordt Groningen ontzet.
Nieuweschans
,,De troepen van de bisschop trekken weg, naar het oosten’’, zegt Abbes. ,,Het ene na het andere dorp laten ze achter zich; al die dorpen worden weer vrij. Maar in Nieuweschans, op de grens, blijven de Münsterse troepen nog lang gelegerd. De hele winter zitten ze daar nog, terwijl in de rest van Oost-Groningen allang de situatie van voor de oorlog is hersteld. Pas in de lente van 1673 verlaten de bezetters Nieuweschans en is heel Stad en Lande bevrijd.’’
Elders in de republiek is de situatie dan nog niet zo rooskleurig en zijn de Fransen nog heer en meester. Pas later dat jaar keert het tij. Onder leiding van stadhouder Willem III worden de Franse soldaten langzaam maar zeker teruggedrongen. De herovering van Naarden op de Fransen is een belangrijk keerpunt.
Zo overleven Groningen, de Ommelanden en de hele republiek het rampjaar. ,,Maar dus wel na heel veel leed’’, stelt Abbes. ,,De plunderingen in het oosten van Groningen hebben diepe sporen achtergelaten, net als het onder water zetten van het gebied ten noorden van de stad. Het zou tot de Tweede Wereldoorlog duren voordat onze provincie weer zoveel te verduren kreeg.’’
De dag van het ontzet wordt in de stad snel een heilige datum. ,,In de 18de eeuw verspreiden de stadsbestuurders jaarlijks officiële plakkaten in Stad en in Oost-Groningen waarin ze mensen oproepen het feest te vieren. In de Franse Tijd, rond 1800, wordt die aanpak afgeschaft. Maar nadien blijft het Groningens Ontzet gevierd worden, tot op de dag van vandaag. En dat is prima. Het is goed dat de gebeurtenissen van het rampjaar een plekje houden in het collectieve geheugen.’’