In de ondergelopen zomerpolder in het Hunzedal landen honderden brandganzen. Ook grauwe ganzen lopen er tussendoor. Peter Wassing
Het eerste Drentse en Groningse kievitsei is gevonden, het broedseizoen start. Nergens kun je dat beter zien dan in de Onnerpolder, waar in 15 jaar een vogelgebied is ontstaan dat zijn gelijke niet kent in Nederland.
Ganzen, kieviten en kokmeeuwen strijken aan de lopende band neer in de zomerpolders van de Hunze binnen de Onnerpolder. Een drukke internationale aankomsthal van gevederde vliegmachines. Toen de polders zo’n 10 tot 15 jaar geleden werden ingericht, hadden medewerkers van Het Groninger Landschap nooit verwacht dat het zo goed zou werken.
Metdeze zomerpolders is iets bijzonders aan de hand. De weilanden overstromen elk jaar aan het einde van de winter vanuit de Hunze. 700 hectare weiland wordt geleidelijk moerasgebied. In de maanden tot juli droogt het gebied langzaam weer op. Nieuw water komt er niet meer bij. Dat is bijzonder, want in andere natte natuurgebieden wordt doorgaans jaarrond met het waterpeil gespeeld. De zomerpolders bootsen zo de winteroverstromingen van de Hunze na, zoals in de tijd dat die kronkelende rivier nog vrij spel had.
Dat levert een paradijs voor vogels op. Sommige komen hier uitrusten om vervolgens door te trekken. Andere leggen hun eieren op graseilandjes en slikranden, zodra het water wat zakt. Dankzij dat water hebben vogels voedsel en bescherming tegen roofdieren.
Ganzen, kieviten en kemphanen
Als een nieuwe groep brandganzen neerstrijkt bij Onnen, krijgen de vermoeide nieuwkomers een welkom van gakkend gejoel. Oorverdovend zijn ze. Minstens 700, schat Bert Dijkstra, vogelexpert van Groninger Landschap. „Dit is zo prachtig om te zien.”
Bert Dijkstra (Groninger Landschap) bij de uitkijktoren in de zomerpolders van het Hunzedal. Peter Wassing
Her en der staan kieviten parmantig op droge strookjes in het water. Ze claimen alvast een plekje. Alsof ze een handdoek neerleggen op een zwembadstoel. Híér broed ik.
Ruim twee weken geleden ging de sluis naar de zomerpolders bij Onnen open. Het Groninger Landschap maakt het gebied daarmee geschikt voor brandganzen, kolganzen, slobeenden, talingen, geoorde futen, kieviten, tureluurs, grutto’s en kiekendieven. Talrijk zijn trouwens ook de vogelaars die met telelenzen speuren naar zeldzaamheden, zoals de steltkluut, porseleinhoen, witwangstern en zeearend.
Eén bijzondere soort is nu volop te vinden: kemphanen. Ze staan met de pootjes op hoger gelegen strookjes middenin het ondergelopen weiland. Ze zijn – zoals veel vogels hier – op doorreis naar arctische gebieden. In april krijgen de mannetjes een heel opzichtig verenkleed, ze zijn dan nog niet allemaal vertrokken. Een gratis uit-tipje, bij deze.
Wisselend landschap
Door variatie komen er veel verschillende soorten. Kleine stukken gras in deze polders worden gemaaid. En niet overal is het water even diep. Sommige delen zijn fijn voor eenden, andere voor moerasvogels zoals de steltkluut en watersnip, weer andere voor weidevogels zoals de kievit en tureluur. Toen het gebied voor het eerst werd overstroomd, kwamen tot verrassing van de landschapsorganisatie in no-time grote aantallen kokmeeuwen en geoorde futen broeden. De futen maken slim gebruik van de bescherming van de massa’s assertieve meeuwen. Ook de zeldzame broedende porseleinhoenen zijn cadeautjes voor natuurbeheerders.
Volgens Dijkstra besefen veel mensen niet hoe uniek dit uitgestrekte gebied is. „Dat we hier in de afgelopen 15 jaar op zo’n schaal natuurontwikkeling hebben gedaan, is echt bijzonder. Soms doen we in Nederland veel moeite voor behoud van een klein natuurgebiedje met allerlei randinvloeden waar je geen invloed op hebt. Hier is dat anders: ruimte, afwisseling en minimale invloed van mensen.”
Doordat de waterinlaat van de zomerpolders aan het einde van de winter gebeurt, is het water schoon. In het water zitten dan relatief minder voedingsstoffen uit de landbouw, dat water is al afgevoerd. Regen- en kwelwater voeren de boventoon. Op de drooggevallen oevers ontspruit straks riviertandzaad, een pioniersplant die wel een meter hoog kan worden. Ook groeit er moerasandijvie.
De zomerpolders van het Hunzedal zijn volgelopen met water en vogels Peter Wassing
Grauwe ganzen, ooit schaars
De polders trekken trouwens ook een boel niet-zeldzame vogels, grauwe ganzen komen er met duizenden. Plaagdieren volgens veel boeren. Hebben we daar inmiddels niet genoeg van? „Tja, wat is genoeg, hè?”, vraagt Dijkstra retorisch. „Iets zeldzaams willen we helpen, ongebreidelde groei maakt benauwd. De grauwe gans was in mijn eerste vogelboek eind jaren 70 nog een zeldzame broedvogel in Nederland. Nu zijn er meer, maar dat zwakt op termijn ook wel weer af.”
Hij tuurt weer door zijn verrekijker. In de lucht zwermen kieviten, kemphanen en meeuwen. Opwinding maakt zich van natuurbeheerder meester. „Het worden er met de dag meer.”