Landbouwminister Piet Adema sluit niet uit dat iets gedaan wordt aan de beschermde status van de wolf. Maar hij wil eerst ‘de uitkomst van een brede maatschappelijke discussie afwachten’. Wat kunnen we daarvan verwachten?
De ‘maatschappelijke dialoog’ wordt door de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) georganiseerd, op verzoek van landelijke en provinciale politici. Op basis van de gesprekken komt het RDA met een advies, waarin iets gezegd zal worden over de positie van de wolf in de Nederlandse natuur, de beleefde angstgevoelens en bescherming van vee tegen de wolf. Negen vragen aan secretaris Marc Schakenraad.
Dag Marc, een wolvengesprek klinkt aardig, maar we kennen de meningen over de wolf inmiddels toch wel?
„Ja, er is veel emotie rondom de wolf. Er wordt veel over gesproken, maar weinig tussen mensen met verschillende achtergronden en ideeën. Ik denk dat dat al de eerste winst is van dit debat.”
Marc Schakenraad, hoofd van het stafbureau RDA. Foto: Paul Voorham
Al langere tijd horen we vanuit Den Haag dat de minister niet met maatregelen komt, omdat hij ‘eerst wil wachten op de brede maatschappelijke discussie’. Wordt het RDA nu een beetje als smoes gebruikt om nog niets te hoeven doen?
„Dat vind ik niet. Je moet niet vergeten dat er nu ook al veel maatregelen zijn: subsidies op wolfwerende hekken, wolvenconsulenten, schadevergoedingen voor boeren. Er vindt veel overleg plaats tussen provincies en uitvoeringsorganisatie BIJ12.”
Maar waarom zou je dan met grotere maatregelen moeten wachten tot dit debat is gevoerd?
„Omdat we het gesprek misschien wat breder moeten trekken. We vinden van alles over de das. De lynx en de goudjakhals schijnen er ook aan te komen. De positie van die dieren in ons land staat ter discussie. Welke kant het precies op gaat weten we nog niet, maar we willen een gesprek: welke plek gun je zulke dieren? Veel mensen hebben een mening, sommigen ook een oplossing. Maar het gaat erom hoe hier gezamenlijk uit te komen. Dit kan niet één iemand – zoals een minister – oplossen door een verstrekkende maatregel af te kondigen.
Zou kunnen. Maar hoe bepaal je dan wie er aan het woord komt in dit maatschappelijk debat?
„We willen beginnen met een groep van zo’n vijftig personen. We maken een lijst met mogelijke kandidaten op basis van studies die er al liggen. Er zijn mensen van wie we weten dat hij of zij een rol wil in de dialoog of een studie naar het dier heeft gedaan. Als we hebben bepaald wie er bij de start aan tafel zitten, is het vervolgens aan de deelnemers om te zeggen: we missen hier nog bepaalde partijen.”
Mogen ‘Jan en Nelleke’ dan ook meepraten over het feit dat ze niet meer met hun hondje het bos in durven?
„Zeker. Ook hun angst komt aan bod. We gaan om tafel met de mensen die het echt raakt. We willen er geen bestuurlijke tafel van maken. We hebben overigens al wel een idee hoe ‘de Nederlander’ erover denkt, hierover zijn verschillende enquêtes gedaan. Om die reden hoeven we niet per se een reizend circus te organiseren waar iedereen zijn mening mag geven. Dit moet echt een dialoog zijn met mensen die niet van tevoren al hun stellingen hebben betrokken.”
Komt dit gesprek niet te laat? Twee jaar geleden riepen leden van de Tweede Kamer al op om in debat te gaan?
„Achteraf zeggen we: dit hadden we ook eerder kunnen doen. Maar ik denk dat het nooit te laat is voor de daadwerkelijke dialoog. Het formele verzoek vanuit de politiek aan ons lag overigens pas in november op onze tafel.”
De RDA redeneert vanuit dierbelangen, in het bestuur zitten onder meer ecologen, dierbeschermers en hoogleraren die affiniteit hebben met de wolf. Is de discussie over de wolf dan niet al op voorhand beslecht?
„Zo zwart-wit is het niet. We hebben het hier over twee dieren: de wolf en het schaap. Zulke tegengestelde belangen zien we vaker: we hebben bijvoorbeeld ook de kat en de (weide)vogel. We zoeken naar begaanbare paden om recht te doen aan alle dieren en mensen.
Wij zijn bovendien niet vooringenomen, dat is een heel wezenlijk punt voor ons. We hebben ook leden uit het bedrijfsleven en veehouders. Er zit in principe niemand in de raad die denkt: ik heb een mening, die ga ik er even doorheen jagen. Daar kun je al onze rapporten op naslaan.”
Dat leidt vast niet tot wolvenafschot?
„Afschot is een bestuurlijke beslissing, wij maken duidelijk wat de opties zijn. Maar we pleiten wel voor realisme. Stel dat je de wolf wil schieten, dan moet je daar procedures voor doorlopen, niet alles kan op stel en sprong geregeld worden. Als je dingen te simpel voorstelt, dan organiseer je ook je eigen teleurstellingen.”