Syriër Alsayed Ali heeft het goed in het Wapen van Vries. „Hier is er respect.” Foto: Jos Schuurman
De asielopvang leunt nog steeds zwaar op nood- en crisisnoodopvang, ooit bedoeld als tijdelijk, maar inmiddels zo gewoon als de opvangcrisis zelf. In evenementenhallen en sportzalen zijn de voorzieningen schraal en de privacy minimaal. Toch zijn er uitzonderingen, zoals in de kleinschalige opvang voor alleenstaande mannen in het Drentse Vries. „We zijn te gast. Zo proberen we ons te gedragen.”
Met vijf ’van de jongens’ laadt Raymond Vijfschaft boodschappen uit zijn bestelbus. Hij is er speciaal voor naar een halal supermarkt in Groningen gereden. Horeca-ondernemer Vijfschaft baat het Wapen van Vries uit, niet als het hotel-restaurant dat het ooit was, maar als asielopvang voor veertig mannelijke asielzoekers. „Dit is leuker dan een gewoon hotel. Hier werken de gasten mee”, zegt hij met een knik richting de mannen die met blikken olijven en treetjes eieren sjouwen.
Het hotel op het brinkdorp Vries doet sinds oktober vorig jaar dienst als crisisnoodopvang voor mannen uit vooral Syrië, Turkije en Jemen. Ook zitten er enkele Somaliërs en Iraniërs en een enkele Colombiaan.
Nood- en crisisnoodopvang is doorgaans grootschalig en bedoeld voor slechts enkele weken. Inmiddels is de opvang in evenementenhallen gangbaar geworden, terwijl het er volgens organisaties als het Rode Kruis, de Ombudsman en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ontbreekt aan privacy, hygiëne en rust.
De gemeente Tynaarlo, waar Vries deel van uitmaakt, wilde vorig jaar ’helpen voorkomen dat er in Ter Apel mensen buiten moesten slapen’, zegt een woordvoerder. Het moest wel passen in de omgeving, dus kleinschalig. De crisisnoodopvang in Vries loopt volgens hem zo goed dat het contract al een keer is verlengd.
In de Drentse asielopvang is plek voor 40 mannen. Dat de omstandigheden beter zijn dan in de massale noodopvang, komt het gedrag van de bewoners volgens betrokkenen ten goede. Foto: Jos Schuurman
Wapen van Vries
Het Wapen van Vries is een typisch dorpshotel, met een bar die nog ruikt naar de jaren voor het rookverbod en met een serre waarin bosjes droogbloemen op tafel staan. Er hangen gordijnen in een kleur groen die niet meer wordt gemaakt. In de ontbijtzaal eten de mannen een Nederlandse middagboterham met pindakaas, kaas of hazelnootpasta. ’s Avonds kookt telkens een andere groep van vijf mannen voor de rest. Vrijwilligers uit de buurt en van de kerk aan de overkant verzorgen er vijf dagen in de week een uur Nederlandse les en activiteiten zoals volleybal en verkeersles.
Eén van de gasten is de 25-jarige Syriër Alsayed Ali, die nu zo’n zes maanden in Nederland is. „Het is hier goed”, zegt hij in behoorlijk Nederlands. „Ik sta vroeg op om te sporten.” In Syrië was hij een fanatieke middellangeafstandsloper, in Nederland is hij gaan kickboksen, een activiteit waarvoor hij een paar keer in de week naar Zuidlaren fietst, waar zijn Nederlandse trainer een professioneel vechter van hem wil maken. „Maar ik wil ook een stukadoorsbedrijf beginnen. Ik weet dat daar veel werk in is, zeker in dit gebied door al die aardbevingen.”
Voordat Ali naar Nederland kwam, woonde hij met zijn familie al zeven jaar in Turkije. „Maar er is daar zo veel racisme naar Syriërs, dat je daar niet goed kunt leven.” In Turkije zijn zo’n 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen. In Nederland gaat het niet om miljoenen, maar om grofweg 150.000 Syriërs. Ali weet dat Nederland her en der ook aanhikt tegen de grote aantallen migranten. „Ik kan alleen maar zeggen dat jullie van mij geen last zullen hebben. We zijn te gast. Zo proberen we ons te gedragen. Ik heb vrienden in dit dorp. Zij weten hoe ik ben.”
Alsayed Ali vindt het belangrijk zich te gedragen als een goede gast en de taal te leren. Foto: Jos Schuurman
Kleinschaligheid
Kleinschaligheid is de sleutel tot het succes van de opvang in Vries, zegt Izre Kuiper van Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven met Asielzoekers (INLIA), die kerken en gemeenten helpt met crisisnoodopvang. Kleinschalige opvang is beter voor het lokale draagvlak, zegt Kuiper. „Bovendien zijn de omstandigheden menswaardig en behandelen we deze mensen als onze gasten. Dat kom hun gedrag ten goede. Er is altijd een connectie met de omgeving.” Beveiliging is er niet, want dat ’schept afstand’, zegt Kuiper. Wel is er begeleiding van INLIA en een nummer dat de klok rond bereikbaar is bij onraad of klachten. Zo hebben sommige buren er last van als er buiten luid wordt gebeld. „Dan grijpen we meteen in.”
Het Wapen mag dan een goede plek zijn vergeleken met andere crisisplekken, een paradijs is het er ook weer niet. Sommige bewoners zitten al meer dan een jaar in een als tijdelijk bedoelde opvangvoorziening, weten niet wanneer hun asielprocedure vaart krijgt of wanneer de IND ze überhaupt oproept voor een tweede gesprek. Bovendien lukt het vaak niet een burgerservicenummer te regelen waarmee ze mondjesmaat kunnen werken. „Problemen”, erkent Ali, al zijn die onvergelijkbaar met wat hij in Turkije meemaakte. „Hier is er respect. Een groot verschil.”