Wethouder Harmke Vlieg: ,,De zorg is als een soort koekoeksjong, dat andere voorzieningen uit het nest dreigt te drukken."
Illustratie Job van der Molen
Van oudsher presenteert Assen zich als dé zorgstad van Drenthe. Een uitstraling die steeds vaker tot hoofdbrekens leidt. Zorgstad Assen anno 2021, een vloek of een zegen?
De zorg iseen veelvraat op de begroting van Assen. Zoals in zoveel gemeenten bereiken reserves de bodem, worden belastingen opgeschroefd en staan voorzieningen onder druk. Assen wordt, met een keur aan instellingen, extra hard geraakt sinds de zorgtaken vijf jaar geleden werden overgeheveld vanuit het rijk. Er komt structureel te weinig geld uit Den Haag om die klus fatsoenlijk te kunnen klaren.
Wat doet dat met Assen, een plaats die zich sinds jaar en dag profileert als zorgstad?
Spagaat
Wethouder Harmke Vlieg, boegbeeld van het Drentse verzet tegen de sociale kaalslag, zit wat dat betreft in een spagaat. Het liefst wil ze iedereen helpen, maar tegelijkertijd moet ze concluderen dat zorgstad Assen niet iedereen klakkeloos kan opvangen. Ze loopt dan ook niet met de term ‘zorgstad’ te koop.
Ook saillant: de website zorgstadassen.nl, waar lokale zorginstellingen zichzelf in de etalage konden zetten, is vorig jaar offline gehaald. In 2018 werd deze site, een initiatief van Ondernemend Assen, nog feestelijk geopend door burgemeester Marco Out.
Wat is de staat van de zorg in Assen?
Assen vertolkt nog altijd een spilfunctie in de regionale en landelijke zorg. Zorg is de grootste werkgever in de gemeente. Ga maar na, de gemeente trekt van heinde en verre zorgbehoevenden aan door de vele GGZ-instellingen, Vanboeijen-locaties voor mensen met een verstandelijke beperking, een grote dak- en thuislozenopvang en het Wilhelmina Ziekenhuis. Daarbovenop zijn er nog verschillende zorginitiatieven, die zich bedruipen met persoonsgebonden budgetten (pgb).
Maar sinds het overhevelen van landelijke zorg naar gemeenten (de decentralisaties), wordt Assen niet voldoende gecompenseerd voor historisch scheefgegroeide verhoudingen tussen regio’s. Niet zelden blijven mensen na hun behandeling in Assen wonen, waarbij een beroep wordt gedaan op lokale sociale voorzieningen zoals een uitkering of huisvesting. En dan is bijvoorbeeld een westerling die tijdens of na een behandeling in de buurt blijft wonen opeens een dure aangelegenheid.
Wat feiten op een rij: één op de tien 18-plussers in Assen maakt gebruik van geestelijke gezondheidszorg. Dat is ver boven het landelijke gemiddelde. De gemeente staat bovendien in de landelijke top vijf wat betreft het hoogste aantal ernstig psychiatrische aandoeningen. Dat is inclusief mensen die hier van elders zijn komen wonen voor hun zorgvraag.
Doordat deze mensen in Assen blijven ‘plakken’, betaalt de zorgstad in het nieuwe systeem ook meer dan gemiddeld. En dat gaat dus ten koste van andere lokale belangen. Assen stond zelfs een tijdje onder verscherpt financieel toezicht van de provincie, mede als gevolg van deze oplopende kosten.
Om moedeloos en verdrietig van te worden, vindt wethouder Vlieg. „De zorg is als een soort koekoeksjong, dat andere voorzieningen uit het nest dreigt te drukken. Voor een ton die we aan één persoon met een specifieke zorgvraag kwijt zijn, kunnen we ook een buurthuis een jaar langer openhouden. Ik zeg van nature dat iedereen van harte welkom is in Assen, maar als het gaat om de bekostiging van zorg lopen we echt tegen onze grenzen aan.”
Een rechtstreeks en zichtbaar gevolg van die ‘grenzen’ is dat het dringen geblazen is om een sociale huurwoning in de stad te bemachtigen. De gemeente heeft de taak om zorgcliënten een plek te geven, maar tegelijkertijd dingen ook statushouders en de van oorsprong eigen inwoners naar een betaalbare plek in Assen.
Volgens Anneke van der Geest, projectmanager zorg in Assen, schuilt daarin een gevaar. „Er ontstaat onderlinge concurrentie. Het liefst willen we inclusieve wijken met alle lagen van de bevolking, waarmee we voorkomen dat we lokale getto’s krijgen.” Assen wil iedereen een veilige plek bieden, maar maakt zich zorgen over de stapeling van zorgvragers in bepaalde buurten. ,,We hebben bijvoorbeeld ook te maken met zestig dak- en thuislozen, die overal en nergens vandaan komen”, benadrukt Van der Geest.
Buiten de dreigende onderlinge strijd tussen mensen, vliegen ook gemeenten elkaar soms in de haren. Uit een onderzoek van journalisten van Investico blijkt dat gemeenten dure en ‘ongewenste’ patiënten naar elkaar afschuiven. Assen trekt daarbij vaak aan het kortste eind, juist omdat de zorgstad veel gespecialiseerde zorg huisvest.
Vlieg komt met een regionaal voorbeeld, waarbij spanning ontstond tussen de gemeenten Assen en Emmen. „Een inmiddels volwassen jongere uit Emmen, die dure forensische zorg nodig had na in aanraking te zijn geweest met justitie, stond op het punt om naar Assen te verhuizen. Dat kost al snel een ton extra voor ons als gemeente. Dat is een grote aanslag op ons budget.”
En zo kon het zijn dat twee wethouders zaten te onderhandelen over één patiënt. Tijdrovende gesprekken, tijd die Vlieg graag ook aan andere zaken besteedt. „Mijn collega uit Emmen en ik kwamen al snel tot de conclusie dat we beter samen naar Den Haag konden om deze problemen aan te kaarten .’’
Op nadrukkelijke wens van Assen en een meerderheid van de Tweede Kamer, gaat dit systeem voor jeugdzorg per 2022, een jaar na afspraak, alsnog op de schop. Straks moet de gemeente van herkomst de portemonnee trekken, in plaats van de ontvangende gemeente. Dat geeft Assen enige lucht wat betreft de kosten voor jongeren. Maar het biedt nog geen oplossing voor de lokale stapeling van zorgen.
De GGZ herkent het beeld dat patiënten na hun behandeling vaak in Assen blijven wonen niet. Sterker: het beleid van de grootaanbieder van zorg is erop gericht dat patiënten terugkeren naar de plek van oorsprong. „Vanaf het begin van de behandeling stimuleren we patiënten daarin. In uitzonderlijke gevallen blijft iemand van buiten de regio na de behandeling in de buurt wonen. Bij gebruik van sociale voorzieningen overleggen we met de gemeente”, legt GGZ-woordvoerder Janneke Wilpshaar uit.
Maar, zo countert de wethouder, het zijn niet alleen de grote zorgspelers die de druk op Assen opvoeren. Geregeld wordt de gemeente verrast door kleinschalige instellingen, die een pand met een woonzorg-bestemming betrekken. Vaak gaat het om zorginitiatieven die draaien op pgb, zoals zorgboerderijen. Als een dergelijke instelling zich hier vestigt, kan het zomaar een cliëntenbestand van elders meebrengen. Dat zijn dan ook plots Assenaren.
Relatief dure Assenaren. Mensen noodgedwongen aan de poort weigeren, voert Vlieg vooralsnog te ver, maar wel breekt het stadsbestuur het hoofd hoe de stroom aan nieuwe zorg in te dammen. Zo kijkt Assen de laatste jaren strenger naar de kwaliteit van de zorgaanbieders, om het kaf van het koren te scheiden. Maar ook op het gebied van ruimtelijke ordening kan Assen nog één en ander regelen. Vlieg: „We denken na om via bestemmingsplannen een rem te zetten op de groei van het aantal zorglocaties.’’
Tegelijkertijd beseft Vlieg: de genoemde oplossingen zijn vooral lokale lapmiddelen voor problemen die elders opgelost dienen te worden. Het liefst wil de wethouder iedereen een plek kunnen bieden in Assen, maar de zwaardrukkende financiën maken het wel lastig om als zorgstad anno 2021 nog net zo barmhartig te zijn als vroeger. „Ik word er verdrietig van. Ons aanbod hebben we in principe op orde voor de schaal van Assen zelf. We willen een warme en sociale gastheer blijven, maar dat wordt ons nu bijna onmogelijk gemaakt.”