Leen ’Len’ Sanders op een Engelse bokskaart. Foto: Collectie Josua Ossendrijver
Bokser Leen Sanders overleefde Auschwitz. Zijn indrukwekkende geschiedenis bleef lang onbekend. Vorige week verscheen een al even indrukwekkend boek: ’Leen Sanders, De bokser die levens redde in Auschwitz’. Een gesprek met auteur Erik Brouwer.
Leen Sanders wordt geboren in 1908 en groeit op in Rotterdam met zijn ouders, vijf broers, vier zusjes en een oom en tante. De zoon van een wafelbakker leeft in armoede en leert boksen in de kelder van een café. Hij wordt Nederlands kampioen vedergewicht en klimt in de jaren twintig snel op de internationale boksladder. Sanders is een verdedigingskunstenaar die ook door zijn beroemdere tijdgenoot Bep van Klaveren moeilijk geraakt wordt. Van Klaveren noemde Sanders’ verdediging ’De Schulp’. Sanders vecht in 1936 om de Europese titel. Hij verliest op punten.
Sanders’ opkomst als bokser loopt min of meer gelijk met de opkomst van het nazisme in Duitsland. Een opmars die voor de Joodse bokser grote gevolgen zal hebben. In 1940 gaat Sanders het Nederlandse leger in. De oorlog nadert. Zijn bokscarrière bloeit gek genoeg op in het leger. Tegelijkertijd nadert het onheil.
Emotioneel is het best een lastig boek om te lezen. Overal voel je de ellende van de oorlog aankomen.
,,Het is geen prettig verhaal om te lezen, maar daar kan ik ook niks aan doen hè”, zegt schrijver Erik Brouwer, Amsterdammer die opgroeide in De Rijp, met een schuchtere lach. ,,Aan de andere kant is het de bedoeling dat het aankomt, hoe gek dat ook klinkt. Als ik schrijf, kan ik mijn emoties helemaal uitschakelen. Pas als ik het heb opgeschreven en sommige dingen teruglees, komt het wel hard binnen. Zoals het moment dat Leen Sanders in 1940 thuiskomt en zijn zoontje vertelt dat hij later ook gaat boksen en de titel van zijn vader gaat overnemen. Je weet wat er drie jaar later gebeurt: dan komt zo’n uitspraak ineens heel hard aan. Door de spaarzaamheid waarmee Leen zijn woorden gebruikte, komen dingen binnen.”
Leen (uiterst rechts) voor de wafelbakkerij van zijn vader. Tweede van rechts zijn vermoorde broer Bram. Links broer Meijer. Zijn vader in de witte jas. Foto: Collectie Josua Ossendrijver
Er is veel verteld over sport in de oorlog. Maar dit verhaal nog niet. Hoe stuitte je hierop?
,,Voor een ander verhaal, dat ik vijftien jaar geleden schreef, deed ik onderzoek in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ik las over Louis van Sinderen die bokste met Leen Sanders. Ik heb Louis later nog gesproken. Leen en Louis waren vrienden en verspreidden samen pamfletten van de Britten en stalen persoonsbewijzen in de oorlog. Joodse verzetshelden in de sport in Rotterdam: zo’n verhaal kende ik nog niet. Louis van Sinderen overleed in 2012 en ik ben gaan zoeken in archieven, naar adressen, mensen aanschrijven. Zo leerde ik meer en ontdekte ik dat Leen bij aankomst in Auschwitz als bokser werd herkend door een SS’er. Toen wist ik dat het een verhaal was.”
Die herkenning is Sanders’ redding. Boksers mogen ter vermaak van de kampleiding en sommige gevangenen boksen. De boksers krijgen het iets beter dan de anderen in Auschwitz. Sanders kan als Jood anderen helpen?
,,Leen krijgt door het boksen een wat beter baantje in de wasserij. Hij probeerde de Nederlanders in het kamp altijd wel bij elkaar te houden. Regelde wat extra eten of schone kleren voor anderen. Zelfs tijdens de dodenmars aan het einde van de oorlog staat hij op voor de zwakkeren. Als er iemand in de buurt komt van mensen die het zwaar hebben, tikt hij er eentje tegen de grond of dreigt ermee. Meestal hoefde Leen alleen maar te dreigen met een linkse hoek: dan deinsden ze ze wel achteruit.’’
,,Ik wist niet dat het mogelijk was om anderen in het kamp te helpen op zo’n grote schaal. En in principe wás het ook niet mogelijk. Het idee dat er ook nog iets van barmhartigheid was in het kamp: dat vond ik een heel mooi aspect aan het verhaal. Daardoor had ik extra veel energie om me hier in te gaan verdiepen. Voor mij hoeven lezers nooit iets te leren van een verhaal, maar ik wilde wel uitzoeken hoe relatief ’goed’ iemand kon blijven onder deze omstandigheden. Hij bleef aan de medemens denken.”
Portretfoto van auteur Erik Brouwer. Foto: Keke Keukelaar
Heeft Sanders zijn overleven nu echt aan boksen te danken, of kwam er meer bij kijken?
,,Leen zat twee jaar in Auschwitz en ik denk dat er weinig Joden zijn die het zo lang hebben volgehouden. De gemiddelde overlevingstijd was drie maanden. Vooral door het werken in de vrieskou was het loodzwaar. Leen was een ongelooflijke denker in de ring en hij bedacht steeds een strategie om zijn overlevingskans zo groot mogelijk te maken, maar hoe hoog je functie in Auschwitz ook was: het is eigenlijk puur toeval dat hij het heeft overleefd. Leen had een iets betere kans om te overleven dan anderen, maar net zoveel kans om vermoord te worden. Het ongeluk zat in Auschwitz altijd in een klein hoekje. Ziekte, in elkaar geslagen worden zoals ook Leen twee keer overkwam. Hij heeft veel geluk gehad dat een SS’er hem herkende aan zijn bloemkooloren en dat hij mocht boksen. Hij heeft steeds een klein beetje geluk gehad.”
,,In het kamp werden de mensen altijd gewaarschuwd, ook toen het einde van de oorlog naderde: nu lijkt het dat jullie overleven, maar zo makkelijk gaat dat niet. Dat culmineerde in 1945 in de dodenmarsen en een dodelijke treinreis waarbij de nazi’s dachten: we gaan jullie, de Joden, gewoon alsnog vermoorden, wat er ook gebeurt.”
Zwart en wit bestaat haast niet in een oorlog. Sanders wordt door andere overlevenden niettemin lovend beschreven. Zat er geen donker randje aan hem?
,,Ik ben niks tegengekomen waardoor je zou kunnen zeggen dat hij ook z’n donkere kantjes had in het kamp. Of dat hij vreselijke dingen deed om zijn eigen hachje te redden. Leen heeft volgens veel mensen boksende SS’ers getraind in Auschwitz. Zelf heeft hij dat na de oorlog tegen ambtenaren ontkend. Hij heeft dat gebagatelliseerd om in aanmerking te komen voor een oorlogspensioen. Die ambtenaren wilden dat hij een smetteloze verzetsheld was. Er werd alles aan gedaan om hem dat pensioen niet te geven.’’
,,Ik begrijp daarom dat hij ontkende. Ik vind dat niemand zwart of wit is en geloof ook niet dat er honderd procent helden zijn. Ik zou het heel normaal vinden als hij die training heeft gegeven, want als je weigert word je dood geslagen. Zo simpel was het.”