Je leert je vrienden pas echt kennen als je ze vraagt je natte haar uit te kammen.
De operatie is achter de rug. Succesvol, al bleek het ingewikkelder dan gepland. Ik dacht opgelucht adem te kunnen halen, maar kreeg er een les bij die ik niet besteld had: overgave.
In het ziekenhuis voelde ik me afhankelijk, met dat plastic belletje in de hand. Je drukte erop voor water of omdat je naar het toilet moest.
Zo werden er een individueel verpakte wasa-cracker en een los plakje kaas in plastic op mijn tafeltje geserveerd, die ik met geen mogelijkheid open kreeg. Ik durfde bijna niet te drukken (was zo’n belletje niet alleen bedoeld voor spoed?).
Toen ik eindelijk de moed vond, duurde het alsnog anderhalf uur voor er iemand kwam. Eenmaal thuis dacht ik de vrijheid terug te hebben, maar ik kon minder dan verwacht.
Gelukkig staat er een ploeg vriendinnen klaar, met een schema dat strakker in elkaar zit dan een festivalrooster. Mijn jeugdvriendin, we kennen elkaar al sinds groep drie, neemt de eerste shift. Daar staat ze opeens in mijn badkamer. Ze droogt me af na het douchen. Ze kamt mijn haar.
Intiemer wordt een vriendschap niet. Ik voel me bezwaard: zij heeft vrij genomen, oppas geregeld, en ik sta daar als een peuter die nog niet weet hoe een handdoek werkt.
Jij had het ook voor mij gedaan
Ze zegt: „Jij had het ook voor mij gedaan.” En ja, natuurlijk. Maar er blijft een verschil tussen geven en ontvangen. Helpen is doen, geholpen worden is toelaten. Dat laatste kost me meer moeite.
Misschien komt dat ook doordat er herinneringen meekomen. Vroeger, als 8-jarige, zat ik aan hún keukentafel. Haar vader zette Hollandse pot op tafel: bloemkool met kaassaus, aardappelen en een gehaktbal.
Ik keek gefascineerd hoe de kaas van de bloemkool afdroop, een geur die ik thuis nooit rook. Ik verslond het gulzig, alsof ik een andere wereld binnenstapte.
Nu zit ik weer tegenover haar, dit keer met een bord soep. En terwijl zij me voert, moet ik ineens heel hard huilen. Het voelt als een echo van die eerste keren aan hun tafel: welkom zijn, verzorgd worden, niets hoeven te doen behalve smikkelen.
Het schuldgevoel maakt plaats voor iets lichters. Dankbaarheid, maar ook plezier. Omdat er soms niets anders op zit dan je over te geven. Aan de handen die je afdrogen. Aan de lepel die je mond in glijdt. Aan de vriendinnen die precies weten wanneer het tijd is voor soep, en wanneer voor een grap.
Het journaal heb ik compleet gemist. Mijn wereld krimpt tot een paar vierkante meters, maar binnen die ruimte is de vriendschap groter dan ooit. Ik leer dat afhankelijkheid geen teken van falen is, maar van vertrouwen. Dat ik me laat dragen, omdat ik weet dat de ander dat kan.
Dat het soms de grootste daad van moed is om te zeggen: „Wil jij mijn haar uitkammen?” Want sterker dan onafhankelijkheid is de vriendschap die overeind blijft, zelfs als jij zelf even niet staat.