Zilversmid Willem Tredgett aan het werk in zijn atelier in de Folkingestraat Foto: Corné Sparidaens
Een beker en een brandewijnkom van zilversmid Willem Tredgett (60) uit Groningen maken sinds oktober deel uit van de collectie Gronings zilver in het Groninger Museum. ,,Kicken toch?’’
Alsof je de schatkamer van Ali Baba betreedt. De Zilverberg in het Groninger Museum glimt de bezoekers van verre tegemoet. De 5,5 kilo zware zilveren Martinitoren van bijna een meter hoog die vanaf medio jaren vijftig jarenlang de etalage van juwelierswinkel Frans Brugsma in de Herestraat sierde, schittert als een vuurtoren voor miljardairsjachten op de top van de berg.
Hier staat het mooiste en fraaiste dat in de afgelopen eeuwen uit de ateliers van Groningse zilversmeden kwam. En aan de voet van de berg staan de twee nieuwste aanwinsten: een beker en een brandewijnkom van de Groningse zilversmid Willem Tredgett. ,,Het is officieel, ik ben vereeuwigd.’’
De Zilverberg lijkt zo uit de grot van Ali Baba te komen. Linksonder staan de brandewijnkom en beker van Willem Tredgett. Foto: Geert Job Sevink
‘Pa en ma hadden een pub in het territorium van de Craig-brothers’
Zijn atelier staat sinds 1989 in de Folkingestraat. De werkplaats is een wonderlijke mozaïek van orde en chaos. De werkbanken liggen vol met gereedschap en onderdelen. Een massief houten boomstronk draagt een gitzwart aambeeld. Aan de wanden hangen hamers, tangen en andere instrumenten van zijn ambacht, keurig gerangschikt en gecategoriseerd.
Tredgett ziet er in zijn roomwitte koksbuis met leren schort uit alsof hij in een keuken de bereiding van een vijfgangendiner regisseert. En hier maakte hij – in de jaren negentig al – de beker en de brandewijnkom die in 2020 hun weg naar het Groninger Museum vonden.
Links de brandwijnkom, rechts de beker van Willem Tredgett. Foto: Geert Job Sevink
De grijns komt snel en soepel als hij begint te praten. Zelfspot, maar ook trots op zijn werk vechten om voorrang. Hij praat graag en veel, is bepaald niet wars van gedetailleerde zijwegen en zijn handen woelen met enige regelmaat door zijn haar. Hoe het begon:
Medio jaren vijftig maakt in Londen caféhouder Peter Tredgett oogcontant met een Nederlandse au pair die met haar vriendinnen wat zit te drinken. ,,Ze zijn uiteindelijk getrouwd. Mijn vader was een soort zetbaas voor brouwerijen, zo werkte dat toen. Hij had een kroeg in zuid-Londen in het territorium van de Craig-brothers. Nadat zijn toko een paar keer overhoop was geschoten, had mijn moeder er genoeg van. Ze wilde daar weg. Mijn ouders begonnen toen een pub in Brighton. Maar dat was ook al zo’n lekkere buurt. Dus gingen ze weer weg.’’
Willem Peter Tredgett werd in 1962 geboren in Shoreham by Sea aan de Engelse zuidkust, iets ten westen van Brighton. ,,Mijn ouders kregen vier kinderen. Na een poos wilden die brouwerijen dat ze terug naar Londen gingen, maar daar hadden ze geen zin in. Ze werd horendol van die brouwerijen. Mijn vader stelde voor naar Nederland te gaan, kijken wat daar te doen is.’’
Alleen voldoendes op gym en handenarbeid
Peter Tredgett zocht en vond werk bij de in Gouda gevestigde aardewerkfabriek Goedewaagen, maker van het beroemde Gouds plateel, zoals het in Gouda geproduceerde aardewerk wordt genoemd. ,,Hij had in Engeland al eens een avondopleiding aan kunstacademie gevolgd. In Rotterdam deed hij de kunstacademie. Na een paar jaar vertrok hij en werkte als beeldhouwer, ook in Gouda. Hij deelde een werkplaats met koperslager Gerard Bakker.’’
Willem Tredgett streek eind jaren tachtig neer in Groningen. Foto: Corné Sparidaens
Zoon Willem was vaak in het atelier van pa te vinden. ,,Dat meppen op metaal sprak me wel aan. Ik maakte ringetjes en zo. Dat vond ik leuker dan school. Op de basisschool had ik bijna alleen onvoldoendes alleen op gym en handenarbeid had ik een zes.’’
Hij koos voor een opleiding aan de lts-edelmetaalbewerking in dé zilverstad Schoonhoven. Daarna volgt de mts. ,,En daarna niks. Van die generatie was ik: Generatie Nix. Er was geen werk. Ik vertrok naar Frankrijk om een chateau op te knappen. Daarna reisde ik door naar Vicenza. Misschien kon ik bij een goudsmid aan de slag of zo. Nou, daar stapte ik dan met mijn rugzakje bij zo’n atelier naar binnen. Ik kreeg steeds ‘no parle Inglese’ te horen. Dat werd dus helemaal niks. Dus ging ik liftend door de Alpen terug naar Nederland.’’
In Rotterdam leerde hij zijn vrouw Ines kennen en ze vestigden zich uiteindelijk in een – zoals hij het bloemrijk omschrijft – ‘afgerausd pand’ in de Folkingestraat, op een steenworp afstand van zijn huidige woon- en werkplaats in dezelfde straat. ,,Het zag er niet uit. Die eigenaar vroeg: ‘wil je er niet even over nadenken?’ Ik zei dat ik, als ik dat zou doen, er nooit aan zou beginnen.’’
Een gestage stroom zilver en goud vindt sindsdien in allerlei vormen zijn weg naar huizen en bedrijven in het land, waaronder de afdeling radiologie van het UMCG waar patiënten die worden bestraald een gouden oogkapje Tredgett op krijgen.
De Zilverberg lijkt op een schat uit de grot van Ali Baba
En naar het Groninger Museum. ,,Het museum verzamelt al vrijwel vanaf het begin zilver en voegt bijna elk jaar wel een bijzonder voorwerp aan de verzameling toe’’, vertelt conservator Egge Knol. ,,Het begin van de collectie vormde het gildezilver dat op het stadhuis werd bewaard, later kwam daar het stadszilver bij, maar ook particulier zilver en kerkzilver.”
,,Het is inmiddels een grote en gevarieerde collectie die laat zien dat de stad Groningen een bloeiende zilvernijverheid kende. De oudste bekende Groninger goud- en zilversmid werd in 1245 vermeld in een oorkonde in het latijn: Remgerus aurifaber oftewel Remge goudsmid. Sindsdien zijn er alle eeuwen zilversmeden in Groningen actief geweest. Later waren de goud- en zilversmeden in de stad verenigd in een eigen gilde.’‘
Conservator Egge Knol, gezien door de vitrine van de Zilverberg in het Gronings Museum. Foto: Geert Job Sevink
,,De collectie van het Groninger Museum laat de grote verscheidenheid zien van in of voor Groningen gemaakt zilver. Het merendeel is hier gemaakt, maar zeker in later tijd werden ook zilveren voorwerpen van elders gehaald. Kenmerkend voor het Groninger zilver uit de zeventiende eeuw zijn een eigen variant beker en een eigen variant brandewijnkom. Beide komen buiten Groningen alleen in Ostfriesland voor.”
,,In deze Duitse buurprovincie is Emden de grote stad. Tussen de zilversmeden van Groningen en Emden waren intensieve contacten die de overeenkomst van beker en brandewijnkom verklaren. Al is de zilverproductie een stuk geringer dan de afgelopen eeuwen, nog altijd zijn er Groninger zilversmeden actief.”
,,De beker en brandewijnkom van Tredgett zijn gebaseerd op de oude vormen, maar hebben een onmiskenbare eigentijdse twist en zijn zo een mooie aanwinst voor onze zilververzameling.’’
De zilversmid liet zich inspireren door de Groninger beker uit de zeventiende eeuw die nogal eens een stekelrand bevatte, een verwijzing naar de doornenkroon van Jezus. Tredgett: ,,En nu staat ie – net als de brandewijnkom – in het museum. Kicken toch?’’