Mariët Meester speelt nog steeds met de gedachtedefinitief terug te keren naar Veenhuizen. Foto: Jaap de Ruig
De rubriek Hier kom ik weg is een samenwarking met het Huus van de Taol en giet over Drenten en heur verhalen. Schriefster Mariët Meester woont in Amsterdam maor gruide op in Veenhoezen. Heur neie boek Koloniekind, dat in april verschient, giet over heur jeugd.
,,Ik kan geen Drents, hè, dus je kunt me niet in het Drents interviewen.” Het klinkt haost of het heur spiet. Mariët Meester (63) ontvangt dizze verslaggever in het hoes van heur pap in Veenhoezen, waor ze ien keer in de maond een paar dagen logeert. Het 93-jaorige vroggere heufd van de schoel met de Biebel hef appeltaart bakt en wat veur de visite bewaard.
Mariët Meester was nog een poppie toen heur pap de baan as schoelheufd in het gevangenisdörp kreeg. Ze kwamen oet Den Haag op dat moment, maor van oorsprong komp heur pap oet Emmen en heur mam, die inmiddels oet de tied kommen is, oet Coevern.
Hier kom ik weg
,,Er werd geen Drents gepraat bij ons thuis en in het dorp hoorde je het ook weinig”, vertelt Meester. ,,Vrijwel iedereen die hier woonde, werkte in de gevangenis en veel mensen kwamen uit andere delen van het land.”
Toch ontdekt ze later, as ze in Amsterdam woont, dat ze wal een Drèents accent hef. ,,Ik heb zelfs spraaklessen genomen, omdat mensen er maar over bleven zaniken. Ik wilde er graag tussenkomen in het literaire wereldje. Dat kostte me best wat moeite, ook omdat ik erg verlegen was. Toen ik in mijn beginperiode de trap naar het pand van uitgeverij Meulenhoff aan de Herengracht opliep, dacht ik telkens: ik ben een meisje uit Drenthe. Zo raar vond ik het dat ik daar liep!”
Nei boek over Veenhoezen
Vanof 1990 hef Meester haost twintig boeken en essays schreven. In 2011 komp ze met heur man Jaap weer tiedelijk in Veenhoezen te wonen en schref ze het succesvolle Koloniekak. Ze interviewt tientallen oldern oet het dörp over de biezundere historie dervan. ,,Het was geweldig mooi om hier weer te zijn. Ik speel nog steeds met de gedachte om definitief terug te komen.”
Al hiel lang har Meester het plan um een boek over heur eigen jeugd te schrieven. In april verschient het autobiografische Koloniekind. Veul mèensen hebt gien idee hoe uniek Veenhoezen is, zeg ze. ,,Het dorp was helemaal afgesloten in mijn jeugd. Buitenstaanders mochten er in principe niet in. Er fietsten gestichtswachters rond die iedereen controleerden. Had je geen reden om hier te zijn, dan werd je weggestuurd.”
,,Dat was vanwege de veiligheid. Gedetineerden werkten ook gewoon in het dorp. Ze onderhielden je tuin en lapten de ramen. Met ze praten mochten we als kind niet, dat werd ons geleerd, net als dat je respect moest hebben. We zeiden bijvoorbeeld altijd ‘gedetineerden’, nooit ‘gevangenen’.”
Tennissen met een gedetineerde
Um logés ontvangen te kunnen, mus heur pap toestemming vraogen an de heufddirecteur van de gevangenis. Meester lacht: ,,Toen er een keer familie in ons huis zat tijdens een vakantie, ging hun 14-jarige dochter tennissen met een gedetineerde. Zij wist niet dat dat niet mocht. Haar vader kreeg een preek van de beveiliging!”
Mariët Meester kek terug op een mooie jeugd. ,,Ik sta voor mijn gevoel nog altijd met één been in Veenhuizen. De onwetendheid van anderen was een extra aanleiding om Koloniekind te schrijven. ’Kom je daar vandaan? Wat zielig!’ zeggen veel mensen in het Westen. Vaak weten ze geen klap van Drenthe. Best sneu voor ze toch?”